Sectie Historisch Onderzoek "Hollant"
Rijnsburg geschiedenis 1200 – 1310 Albert H. Chr. de Bruijn, 2021
In 1309 stierf de abdis Jutte van Deventer, abdis te Rijnsburg en nicht van Floris V. Wat maakt de abdij van Rijnsburg zo bijzonder dat er dagelijks nog onderzoekers en vrijwilligers van het museum mee bezig zijn? Een romantische sluier versiert de geschiedenis van het klooster en de abdij. De mysteriën en de kennis vormen een interessante combinatie die een geschiedkundig beeld vormen, waarbij soms een strenge keuze nodig is om aan te geven wat nu wel en niet waar is. Bewijskracht kan soms hard zijn en ontgoocheling teweegbrengen, als jarenlang aangenomen is dat veel grafelijke voorouders hier bewaard zijn en C14 met DNA verwantschap onderzoek anders uitwijst. Eens is hier een belangrijk deel van het gravenhuis Holland begraven samen met vele abdissen behorende tot de abdij van Rijnsburg. Hun nagedachtenis vormt de basis van alle verhalen over grafelijke abdissen en edele nonnen die de schat vormen die abdij van Rijnsburg heeft. De geschiedenis van Rijnsburg begint nadat de burcht in 1047 verwoest wordt en Leiden in datzelfde jaar een vestingburcht bouwt en militaire taken overneemt. De strategische rol van Rijnsburg is dan overgegaan naar het cultuurschap van dorp en landerijen. De abdij van Rijnsburg vormde niet alleen een tehuis voor adellijke dames maar was ook gericht op de armenzorg. Egmond beroemd als grafelijk archief maar enige vorm wetenschap werd daar niet ontwikkeld.1 Hieronder leest u een samenvatting van de eerste eeuwen van het klooster met een overzicht van de edele jonkvrouwen die behoorden tot het Hollandse huis. Het is bedoeld om de beeldvorming van de abdij te ondersteunen, die al eerder in de 19e eeuw door Schotel zo optimaal mogelijk gedocumenteerd is. De veertiende, vijftiende en zestiende eeuw getuigen van grote welvaart, rijkdom en grandeur tot de verwoesting die ontstaat in 1573, als de Spanjaarden verdreven worden uit het gebied. Deze periode blijft echter onbesproken en slechts 15 van de 30 abdissen worden nader uitgewerkt. De bronnen over de abdij van Rijnsburg zijn helaas beperkt. Kort wordt ingegaan op skeletonderzoeken en de conclusies uit 1998. De tweemaal verrichte opgravingen met de uitkomsten hebben een definitief oordeel gevormd. Specifiek DNA onderzoek is nooit verricht, wel is gezocht naar DNA verwantschap van Floris V.2 De 10e eeuw en verder Benedictijnen kwamen in het einde van de zevende eeuw naar de Lage Landen.3 Zij konden ongehinderd hun werkopdracht uitvoeren want de Merovingische heersers aanvaardden hun komst en boden ruime gelegenheid het evangelie te verkondigen en uit naam van de Schepper werkzaamheden te verrichten In het religieuze Utrecht vestigen de Benedictijnen zich echter zonder klooster. Tot het eerste klooster wordt de abdij van Susteren gerekend die voor 711 gesticht is. 4 Dit klooster is aanvankelijk bedoeld voor mannen, maar wordt in 870 ook ingericht voor nonnen. | ||
Gravin Petronilla laat de kleine kerk verbouwen tot een abdijkerk die een duidelijke plaats het klooster inneemt. In latere herbouw wordt hierin een klaverbladkoor met steunende zijbeuken en opbouw van steen gemaakt. Brand heeft helaas vaak een deel van het complex verwoest, waarna toch weer herbouw volgde. Op blz.11 wordt er nadere toelichting op de kerkruïne en de twijfels over de bouwkundige historie van de abdijkerk gegeven. Een nonnenklooster |
De abdissen |
De keizer beval de nonnen het Saksisch klooster te verlaten en zich onder Rijnsburgsgezag te stellen. Het werd een toewijzing van de beste benedictijnse godsdienstigen die lezen en zingen konden. Zo werd aan de roeping voldaan het dagelijks koorgebed voor het hoogste doel, het zielenheil te bestemmen. Voor het levensonderhoud van de nonnen stond de grafelijke familie garantZo kwam de Rijnsburgse regio steeds meer in grafelijk beheer. Bovendien kon de graaf met de opname van dochters van edelen in het klooster opstandige edelen aan zijn zijde binden. Doordat Dirk VI Rijnsburg in 1140 opdroeg aan de Pauselijke stoel was de bescherming van het centrum verzekerd. GravinPetronilla wist voor de komst van Sophia als abdis de kloosterbouw te voltooien. In het begin van de 12e eeuw ontstond een belangrijke verandering in de politieke verhoudingen. De graven in West-Friesland noemde zich voortaan, ‘graven van Holland 32 en beschouwden Gerulf hun stamvader. Het was voor hun aannemelijk is dat zij van de Friese koning Radbod afstamden, dit gaf hun het recht op de West-Friese gebieden. Met alle middelen werd getracht hun aanzien en rechtsgebied te vergroten.
Het vestigen van kloosters en abdijen waren onderdeel van deze strategie.De Friezen reageerden echter ongehoorzaam het een guerrilla-oorlog. bazige Petronilla,zorgde met haar eigenzinnig optreden voor voortdurende spanning in de abdij van Egmond.
In Egmond stelt zij in 1124 na de dood van de abt haar eigen kapelaan aan enverordonneert kort daarna vernieuwing van de abdijkerk. Deze keuze werd een financiëleramp en een faillissement kon met hulp van de bisschop van Utrecht, Andries Kuik ende nieuwe abt voorkomen worden.33 Tevens had zij zich in Egmond onmogelijk gemaakt door ten koste van de benodigdheden van de monniken gelden in te nemen en te besteden voor de strijd tussen Lotharus van Saxen en keizer Hendrik IV. Andreas bisschop van Utrecht stelt dan orde op zaken. Petronella vertrekt en tracht haar dwaling te verhullen door inRijnsburg een klooster te laten bouwen.34 Net als haar voorgangers was Petronilla vele jaren regentes voor haar zoon. Als moeder bezat zij macht. Tot de twaalfde eeuw was de invloed van de grafelijke echtgenote groot en kinderen werden opgevoed in de Saksische traditie.35 Haar vader Dirk van Saksen had haar de naam Geertruid gegeven die zij na haar huwelijk in Petronilla veranderde. Lang was zij als weduwe regentes voor haar zoon Dirk VI van 1121 -1132.
Dirk regeerde van 1032-1157 in een roerig leven met vele gevechten rond Utrecht en West-Friesland en als kruisvaarder. Een andere zoon was Floris de Zwarte een ridder met wie zij een speciale band had en haar steunden in een opstand tegen zijn broer en Simon, die lid was van het Utrechtse Domkapittel. Haar naamsverandering wordt wel in verband gebracht met de legende van de dochter van Petrus met de naam Petronilla. De timpaan in Egmond toont Dirk VI en Petronilla aan weerszijden Van Petrus en dit is mogelijk een aanwijzing voor haar naamsverandering. Los van alle bisschoppelijke invloedssfeer tracht zij alles in het nieuw gestichte klooster in Rijnsburg naar haar hand te zetten. Zij bepaalt dat de adellijk abdis vrouwe van Rijnsburg wordt en als gravin Petronilla schenkt zij het dorp en de omgeving met alle grafelijke rechten aan de kerk van het klooster.36 Zo werden de pachters onderhorig aan de abdij en konden de armen rekenen op zorg en voeding. Naast de bezittingen in Rijnsburg schenkt zij ook bezit en goederen in Delft, Leiden, Noordwijk en Aalsmeer. Floris de Zwarte raakt betrokken in een familietwist en wordt tijdens een jachtpartij gedood. Op 7 november 1133, wordt het lijk van Floris de Zwarte als eerste in de kloosterkerk bijgezet. Petronilla besluit dat er geen leden van het grafelijk huis meer in Egmond maar in Rijnsburg worden begraven. Alleen de Hollandse graven Dirk II, Aarnout, Dirk III, Dirk V, Floris I en Floris II zijn in Egmond begraven. Petronilla wordt in 1244 in de abdijkerk van Rijnsburg bijgezet. Door het verkregen bezit en grafelijke schenkingen van grond in Aalsmeer en Delft neemt de rijkdom van de abdij zienderogen toe. Alles bepalend voor de status wordt de verbintenis van de abdijen Egmond en Rijnsburg aan de Paus die als leenheer bescherming biedt en een geringe vergoeding ontvangt.37 Eigen inkomsten kon de abdij verkrijgen uit de verpachting van grote landerijen in Holland en Zeeland en de verkoop van zuivel en levensmiddelen uit de kloosterschuur38 De mannen in het kloosters waren priesters, kapelanen in Rijnsburg, biechtvaders voor cultus en geestelijke verzorging van de religieuzen. De pastoor droeg de geestelijke zorg voor de parochie en hij beheerde de parochiekerk. Beschrijvingen in de literatuur over kinderen in het klooster; als oblaten, of behorendetot de conversen worden niet aangegeven. Begin 12e eeuw werden er minder kinderen aan het klooster opgedragen. Een voorbeeld dat niet alle abdissen maagd waren was getuigen Sophia van Holland en Clarissa van Noordwijk (periode 1257-1274) die moeder van Arend van Sassenheim was en nog drie kinderen had Zij trad in het klooster na het overlijden van haar echtgenoot ridder Walewijn van Alkemade een vertrouweling in het graafschap van Holland. Voor zover de literatuur dit aangeeft lijken zij de enige weduwente zijn.
Een overzicht van de bewoners en de gebouwen.
Als personeelstermen gebruikte men: abdis, de naam van de hoogste gezagsdrager. Conventualen zijn adellijke koorzusters, conversen zijn werkbroeders en zusters (lagere stand) Oblaten zijn als kind opgedragen aan het klooster, conversen zijn op later leven tot het kloosterleven bekeerd. Conversen droegen een speciaal ordekleed. Conversen hadden tot midden 15e eeuw een religieuze relatie met het klooster daarna kwamen er dienstboden. Kapelaans deden het geestelijke ondersteunende werk. De inwoners van het klooster werden met een groepsnaam aangeduid. De conventualen waren van adel, conversen waren niet adellijke werkbroeders/zusters. Verder waren er nog functionarissen zoals koks, bakkers, de brouwer, tuinlieden, rentmeesters ambtenaren en leenmannen zoals boeren en molenaars, tuinlieden, knechten, schoolmeeester(s), de pastoor en kapelaans, rentmeesters, schouten enz.
Proveniers hadden hun bezit overgedragen aan het klooster en ontvingen kost en huisvesting en recht op begrafenis in de abdijkerk. Boerenknechten en dienstboden werkten voor een halfjaarlijks loon en kregen loon en kleding, voor werk in broederhuis schuren stallen en de boomgaard. Over een grafelijk jachthuiszijn geen beschrijvingen. 39 Schotel beschrijft de inrichting van het kapittelhuis, de kamer van de abdis met op de eerste verdieping de kapittelkamer, de eetzaal en cellen. Verder beneden bibliotheek, scepkamer, schoekamer en hospitaal. Dan keuken, bakkerij, waskamers en gevangenis. Voor de dorpelingen was er een parochiekerk binnen de omheining van de abdij, voor de nonnen een abdijkerk en een klooster. Of er een parochiekerk los van de abdijkerk of een abdijkerk voor de parochie heeft bestaan is veel nagedacht, de bewijsvoering is niet sluitend. Dit zet zich voort in de discussie. Historici en architecten worden het niet eens over de tegenwoordige toren, die volgens mej. Hüffer tot de Parochie kerk en bij de Abdijkerk past. De tufstenen toren is van typisch Romaanse stijl van 1800.40 Architect Jesse meent dat de bewijzen van een groot aansluitend gebouw voldoende zijn om een Abdijkerktoren aan te nemen. Ter Kuile lost dit probleem op door de parochiekerk en de abdijkerk als eenzelfde kerk te zien. 41 Dit vergemakkelijkt de beeldvorming van de resterende tufstenen toren van een vroegere Romaanse kerk en een viermaal verbouwde hernieuwde kerk.42 De vroegere kerk had met twee torens een basiliek vorm en vormt het uitgangspunt in de historie.
Kapel en abdijkerk. De bestaande parochiekerk/Laurentius kapel werd in 1157 vernieuwd in opdracht van gravin Sophia echtgenote van Dirk VI, die in Egmond ook een kloosterkerk had laten bouwen.Aangenomen wordt dat dit een duidelijke abdijkerk is. 43 Sophia was de vroomste vrouw in de familie en werd geëerd in Egmond. Petronilla was zoals eerder beschreven zeer onpopulair. Haar man, Floris II, de Vette, wordt in contemporaine bronnen als zeer deugdelijk en welvarend beschreven. De zoon Dirk VI werd wegens de kerkenkwestie Echternach met de aanspraak op de kerken en de verdeling van de bezittingen nog kort voor zijn dood door de paus in de bangedaan.
Dirk eigent zich de Laurentiuskerk zich toe. Ook is de relatie met de bisschop van Utrecht een spanningsveld. De twee botsen nogal eens in nachtkwesties en de meeste graven worden geen vrienden met de bisschop.Ondanks de fraaie oprichting van het kerkelijk centrum ontstaan destructieve krachten. Bestaande houten gebouwen vallen snel ten prooi van brand. In 1183 wordt na de wijding een nieuwe abdijkerk, dertien jaar na de nieuwbouw door brand verwoest. De kerk gaat daarna een derde bouwfase in. Van oorsprong lag de eerste kerk in een ringburgwal. Herbouw van het klooster in tufsteen en oude Romeinse fundamenten is hierdoor goed mogelijk geweest. Met de brand was er ook aanzienlijke schade aan de abdij ontstaan. Het duurde zeker jaren voordat de verwoeste gebouwen hersteld waren. Een houten kerk bleef een groot risico voor brand. De rampen waren grote tegenslagen maar het verstoorde de ontwikkeling van de Abdij en het klooster niet. Verrijking van het klooster ontstaat vanaf de dertiende eeuw. Ada van Holland maakt in 1213 honderd gemeten land in het ambacht van Oostkapelle, behorende tot de abdij van Rijnsburg vrij van alle lasten, beden en schattingen. 44Ferdinand van Vlaanderen volgt hierin. Aleid van Gelder schenkt een gouden kruis. Graaf Willem I wordt met Aleid bijgezet in Rijnsburg in 1222 en schenkingen volgen. Maria van Brabant wijst het klooster een belangrijke gift van 50 ponden toe in 1223. Floris IV (zoon van Willem I) schenkt uitgebreide landerijen aan het klooster. Zelfs Gijsbrecht van Amstel is bereid in 1230 de verpande goederen van Boskoop aan het klooster te verkopen. De afkoopsom, honderd ponden werd door Graaf Willem I verstrekt en de inkomsten kwamen verdere ontwikkelingen ten goede in 1230. Een verlies voor het gravenhuis treedt op als Floris IV, door een steek van een lans in een tournooi omkomt. Hij zal in de abdij in 1234 bijgezet worden.
Wie is waar begraven? Een samenvatting van bronnen
De 14C dateringen geven aan dat de aanvankelijk historisch geduide leden van het Hollandse gravenhuis skeletten meer dan 200 jaar ouder zijn. Maat en de Waard, plaatsen de skeletten van Rijnsburg in de vroege middeleeuwen. Dit is een conclusie die geen rekening houdt met de invloed van het dieet in middeleeuwen. Paleodietstudies geven een aanvulling en correctie op de eerder gemeten 14C waarden die menselijk bot ten oud aangeven. Lanting ea. vinden de opgegraven botten uit de middeleeuwen niet geschikt voor betrouwbaar 14C metingen en verschillen van mening over de bevindingen van Cordfunke en Maat. 54 14C bepalingen in de prehistorie en Romeinse tijd zijn beter bruikbaar evenals in vroeg middeleeuws materiaal.
De vroegste opgravingen in het abdijcomplex van Rijnsburg zijn in 1612/1613, 1944, 1949, 1951, 1960/61 en 1963/64 geweest. De onderzoekers Glasbergen en van Regteren Altena beschrijven als eerste hun archeologische opgravingen op het abdij terrein. Samengevat vinden zij: 1. Resten van breuksteenfundering 2. De klaverblad tufstenen koorpartij 3. Aansluitingen van het driebeukig schip en het tufstenen westerblok van de toren. 4. De vleugels van het hoofdgebouw 5. Verbouwingen kapel, oostelijke dwarsmuur, waterput en toren.
De skeletopgravingen in Rijnsburg
In 1949 en 1951 worden opgravingen van stoffelijke resten door Glasbergen en c.s. gedaan. Deze worden genummerd tot 198 en daarna door de onderzoekers tot skeletten samengesteld. In volgorde 92, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103,104, 105, 106,194. De andere nummers zij losse fragmenten. In 1962 worden de stoffelijke resten in 16 kisten vanuit het Biologsich –Archeologisch Instituut te Groningen naar het Instituut voor Pre en Protohistorie van de Universiteit van Amsterdam vervoerd waarna C14 en tandheelkundig onderzoek volgt. Bloedgroepenonderzoek plaats vindt dit na identificatie o.l.v. Dr. B.K.S. Dijkstra, kno arts. Helaas waren vele skeletten beschadigd of niet volledig beschikbaar voor onderzoek. Het verslag van het voltooide onderzoek in juni 1971 wordt overgedragen aan het bestuur van de Stichting Gedenkteken Graven van het Hollandse Huis. De bijzetting van de skeletten is in Rijnsburg in 1975. In datzelfde jaar volgt de inwijding van de graftombe in tegenwoordigheid van H.M. Koningin Juliana. De uitgave van het onderzoek in boekvorm komt in 1979 uit. Rijnsburg is vereerd met het daar rustende gravenhuis.
Het eerste archeologisch onderzoek geeft een identificatie van 16 skeletten in 1979
De namen worden genummerd en hieronder weergegeven, vanaf nummer 92. Floris V (92), Petronilla van Saksen, (94). Willem (95) broer van Floris IV (97) en Baldwinus (96),broer van Willem I (194) en Dirk VII, (niet geïdentificeerd). Aleidis (105), verloofde van Henric van Gelre (100 De namen worden genummerd en hieronder weergegeven, vanaf nummer 92. Floris V (92), Petronilla van Saksen, (94). Willem (95) broer van Floris IV (97) en Baldwinus (96), broer van Willem) en dochter van graaf Dirk VII. Aleid van Gelre (105), zuster van Henric en echtgenote van Willem I (194). Een onbekend vrouwenskelet (106), Floris (93) broer van Willem I ? of is hij Dirk VII?, Ada abdis van Rijnsburg (98), Floris de Zwarte (103) broer van Dirk VI, Symon (102), Godfried met de Bult, broer van Floris de Zwarte (103) en Dirk VI. Robert Floris broeder (104) de broer van Floris III, Floris IV (97) en Jan I (99).55
De reden een heronderzoek te doen van de skeletten in de graftombe is de gerezen twijfel over de juiste identificatie van de skeletten. In 1996 werd de moord op Floris V na 700 jaar herdacht en dit vormde de aanleiding tot hernieuwd modern onderzoek. Na lichting van de gedenksteen worden 16 kisten onderzocht. Hierin bevinden zich twaalf mannen, drie vrouwen en een kind Alle leeftijdsgroepen zijn hierdoor voor onderzoek aanwezig. Tevens waren geen tekenen van gewelddadige moorden. Datering van de skeletten gebeurt met de AMS- faciliteit van de Universiteit van Utrecht, met onderzoek van de grafiet preparaten van chemisch behandeld afgescheiden collageen uit de botten. De conclusie is dat het onderzoek, met correcties op de metingen aangevuld met gasmassa spectrometrie aantoont dat de skeletten 200-600 jaar ouder zijn dan de leden van de gravenfamilie. De conclusies van Dijkstra uit het eerste onderzoek worden verworpen. De invloed visrijk voedsel kan het dateringsverschil niet verklaren. De beheerders van het gravenhuis in Rijnsburg zijn onthutst over de afwijzing van de eerdere conclusies uit het onderzoek van dr. Dijkstra. Cordfunke en Maat volharden hun standpunt, dit neemt de twijfels in Rijnsburg niet weg.DeMuseumopgave/genootschap Oud Rijnsburg: Ada van Holland, abdis, Dirk VI, Willem I,56 Floris IV, Floris V. Met een gedenkteken voor Cuniza van Bichle, Petronilla, Floris de Zwarte, Sophia, Agnes dochter van Floris III, Aleid van Gelder echtgenote Willem I en Willem I. Aangenomen wordt dat allen in Rijnsburg begraven zijn. In Rijnsburgse Oudheden staan vermeld; Willem I, Adelheid, Floris IV, Floris V, Beatrijs, Jan I.57
Ook elders in Nederland zijn grafelijke bijzettingen.
Grafelijke bijzettingen in Egmond naar E.H.P. Cordfunke, 58 (vetgedrukt)
Dirk I, 939 met echtgenote Geva, hun zoon, Dirk II,988, met echtgenote Hildegard van Vlaanderen, kinderen;Arnulf, 993, Liutgarde van Luxemburg, Erlinde, Dirk III en broer Sicco, 1039. Dirk IV, 1049, en broer Floris I. Dirk V, zoon van Floris I 1091, met echtgenote Othilde van Saksen, en Floris. Floris II, de Vette 1121, zoon van Dirk V. Dirk VI, 1157, zoon van Floris II (Dirk VI zijn zoon Floris III is begraven te Antiochië); Dirk VII getrouwd met Aleid van Kleef, die begraven werd in Rijnsburg.Datering van deze skeletten met de 14 C methode onderzocht komen overeen met de historische gegevens.
Grafelijke bijzettingen in de Hofkapel te ’s- Gravenhage, die niet behoren tot het Hollandse Huis.
Willem IV van Henegouwen(niet zeker), Margaretha van Brieg (echtgenote van Albrecht van Beieren), Albrecht van Beieren, Willem VI van Beieren, Jacoba van Beieren. 43 anderen vermeld in grafzerken in voormalige Hofkapel te ’s Gravenhage.
Grafelijke bijzettingen in Middelburg; Floris Domproost van Utrecht, Ada van Schotland, Willem II, Elizabeth van Brunswijk en Floris de Voogd.
Loosduinen, De kinderen van Floris Ven Beatrix van Vlaanderen zijn hier begraven; Willem, Otto, Dirk, Floris, Machteld, Beatrix, Elizabeth. Margaretha en Jan I zijn begraven te Rijnsburg.
De opeenvolgende onderzoekingen gaven verwarrende uitkomsten, het onderzoek in 1995 heeft getracht de meest moderne onderzoeksmethode toe te passen. De eerste onderzoeker van de stoffelijk resten opgegraven te Rijnsburg tussen 1949 en 1951 is dr. B.K.S. Dijkstra, kno arts, die na rangschikking de C14 methode combineerde met de historische gegevens. Zijn conclusies in 1979 zijn in een volgend onderzoek door Maat en Cordfunke geëvalueerd en gecorrigeerd in 1995. Zij menen dat de aangegeven personen niet juist benoemd zijn. Allereerst achten zij de C14 methode onbetrouwbaar. Verder is nog opmerkelijker dat het onderzoek van diverse skeletmaterialen afwijkingen tonen die nooit beschreven zijn. Zo heeft het vermeende skelet van Floris V tekenen van groeivertraging. De gevonden locatie van de skeletten past archeologisch gezien bij een negende eeuws grafveld, waarmee de ouderdom minimaal tweehonderd jaar teruggezet wordt. In de hernieuwde opgraving was men niet in staat de materialen met een DNA bepaling nader te onderzoeken. Een doeltreffende methode voor leeftijd skeletonderzoek gebeurt vanaf 2007 in Leiden met een Y chromosomale Tandem Repeat, (Y STR typering). Fysisch –antropologisch onderzoek van Dirk IV of V, gaf geen verband aan. Verwantschap tussen Floris I, Willem II, Floris V en Willem van Brederode werd uitgesloten, omdat de Y STR profielen niet overeenkomen. 59 Het DNA onderzoek geeft hiermee geen aanwijzing voor de vermoede identiteit van de onderzochte personen. Verondersteld wordt dat er sprake is van vals vaderschap met contaminatie van de monsters die niet tot de familie horen. Tot een derde opgraving komt het niet. De onderzoekers combineren de preparaten met opgravingen in de abdij, de graftombe van de koorkerk te Middelburg, de speurtocht naar de identiteit van koning Willem II. In de conclusies wordt geen familieverband in de serie van genoemde personen aangetoond. De onderzoekers achten alleen het skelet van Willem II passend bij de Rooms-koning in samenhang met de historische feiten. Over het combineren van conclusies uit verschillende vakdisciplines, geschiedwetenschap, archeologie en fysisch antropologische onderzoek, is duidelijke kritiek geuit en dit betekent voor een aantal wetenschappers er geen zekerheid bestaat over de conclusies.60 Zo blijkt dat de zekerheid die alleen op fysisch antropologisch onderzoek was gebaseerd in de negentiger jaren weergegeven in de literatuur van Dijkstra en Cordfunke e.a. met minimale historische gegevens aan uitgebreider moderner onderzoek onderworpen moest worden. Het blijft ronddraaien. Wordt de conclusie van 1996 weer over twintig jaar getoetst? Wat is zeker? Het sporenonderzoek blijft intrigeren hoe het nu echt Floris V is vergaan.
Eindlijst Rijnsburgse abdissen
17.Margarete van Langerak 18. Clarissa van Schengen 19. Agnes van Horne 20. Sofia van Drongelen 21. Katrina van Romerswaal 22. Margarete van Buren 23. Klementia van der Horst 24. Baarte van Langerak 25. Margarita van den Oostende 26. Margaretha van Bruëlis 27. Elizabeth van Matenesse 28. Beatrijs van Rommerswaal 29. Adriana van Botland 30. Maria Schenk van Toutenburg 31. Elburg van den Boetzelaar 32. Stefana van Rossum
Literatuur
Bolten J. ea. De Ruïne van Rijnsburg in Prent en Tekening 1600-1812, catalogus tentoonstelling in de Lakenhal,
(Leiden 1994).
Boxhoorn, M.Z., Theatrum sive Hollandie Comitatus et Urbicum nova descriptio. (Amsterdam 1632).
Cordfunke, E.H.P., De Abdij van Egmond, archeologie en duizend jaar geschiedenis, (Zutphen 2010).
Cordfunke. E.H.P., Gravinnen van Holland ( Zutphen 1987).
Cordfunke, E.H.P., Willem II, graaf van Holland en Roomskoning, (Zutphen 2013).
Dijkstra, B.K.S. Graven en gravinnen van het Hollandse huis, ( Zutphen 1979).
Dijkstra, B.K.S., Een stamboom in been, vier eeuwen graven en gravinnen van het Hollandse Huis,
(Amsterdam 1991).
Dijkstra, M.F.P. Rondom mondingen van Rijn& Maas, landschap en bewoning tussen de 3e en 9e eeuw in
Zuid-Holland,
in het bijzonder de Oude Rijnstreek Leiden (Amsterdam 2011).
Duby, G. en Aries, Ph., Geschiedenis van het persoonlijk leven deel II (Amsterdam 1988).
Gerrits, G.E., Ons Vaderland, Historisch –Romantische schetsen uit de Vaderlandse Geschiedenis 1e deel,
(Amsterdam 1861).
Glasbergen, J.B. en Leenheer, S.C.H., Duizend jaar Rijnsburg (Leiden 1974).
Glasbergen, W. en Van Rechteren Altena, H.H., de Abdij van Rijnsburg, (Leiden 1965).
Gouthoeven van, W., D’oude Chronijcke ende Historiën van Holland ( met West-Friesland) van
Zeeland ende van Utrecht, ( Dordrecht 1936).
Graaf, de R., Oorlog om Holland 1000-1375, ( Hilversum 2004).
Hofdijk, W.J., Ons voorgeslacht 4e deel (Haarlem 1862).
Hüffer, M., De adellijke vrouwenabdij van Rijnsburg 1133-1574, (Nijmegen en Utrecht 1923).
Jesse H.J., de toren van de Abdijkerk te Rijnsburg, artikel ( Leiden 1933).
Koch, E.M.F. De Kloosterpoort als sluitpost? Academisch proefschrift 1994, VU Amsterdam.
Kruisheer J.G., De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299
(’s 's-Gravenhage Haarlem 1971).
Kuile, ter, E.H., Leiden en Westelijk Rijnland, dbnl. (Leiden 1944).
Nieuwenhuizen, K., de Ridder, T., Ad Flaridingun, Vlaardingen in de elfde eeuw, (Hilversum 2012).
Pars, A., Rijnsburgse Oudheden in Catti aborigines Batavorum (Leiden 1697).
Römer, R.C.H., Gechiedkundig overzigt van de kloosters en de abdijen in de voormalige
graafschappen van Holland en Zeeland, (Leiden 1854).
Schotel, G.D.I., de Abdij van Rijnsburg, (’s 's-Hertogenbosch 1851).
Publicaties
Bartelink, J.T.N., ‘Vroom of wereldwijs, eigen kloosters van de graven van Holland’,
Groniek aflevering 93 (1985) 45-59.
Boer, D.E.H. Op het raakvlak van historische disciplines, Low countries historical review,
Volume 130- 4, 2105.
Cordfunke E. H.P. en G. J.R. Maat, Willem II of Floris de Voogd? BMGN Low Countries Review
Volume 130-4 (2015) pp. 99-108.
Feikema, H. Rijnsburger skeletten- een oplossing van het dateringsprobleem, SEMafoor
jaargang 13, nr.1 februari 2012.
Inventaris van het archief der adellijke Vrouwenabdij Rijnsburg van de Orde van Benedictus,
1179-1574, nummer 3.18.20 Nationaal archief den Haag.
J.N. Lanting, J. Van der Plicht, Wat hebben Floris V, skelet Swifterbant S2 en visotters gemeen?
ISSN 0552-9344, ISSN-e 0552-9344, Nº. 37-38, 1995-1996, págs. 491-519
Oosten, van, R. Floris V is niet Floris V, maar is Willem II wel Willem II? Virtus 21/2014.
Klacht over de gedraging van de decaan van de faculteit der geneeskunde van de Universiteit Leiden.
Rapport Nationale ombudsman 28 juli rapportnummer 1999/333, blz. 9.
1 Boekbeschouwing 1844, Ned. Archief voor kerkgeschiedenis Swalue Vaderlandsche letter-oefeningen - Pagina 309.
2 Feikema,17
3 Benedictijner kloosterregel sinds 520
4 Hüffer,M., 2.3, vrouwenkloosters; Egmond Bennebroek in de 10e eeuw in Thorn, later Weerselo, Oudwijk, en Rijnsburg.
5 Dijkstra, M.F.P., 129
6 St. Laurentius kent een naamdag 10 augustus. Op die dag overwon keizer Otto 1 de Hongaren. Laurentius is oa. De patroon van de stad Alkmaar, met de vernoemde grote kerk.
7 Duby, G., 41.het klooster van Cluny dient als magistraal voorbeeld.
8 Gerrits, G.E., 5
9 Koch, E.M.F. 20, in de Merovingische en de Karolingische periode neemt de relatieve vrijheid in kloosters af, met de Benedictijnse regel. Na de negende eeuw neemt de klerikale functie van de vrouw als diacones en abdis sterk af. Cluny wordt het grote voorbeeld van strenge regelgeving onafhankelijk van de wereldheersers. Grote voorbeelden waren Fabiola en Paula.
10 Henderikx, P.A. , 29
11 Römer, R.C.H., 104, bedelorden groeiden uit, het volk was de Benedictijnen niet genegen.
12 Kock, E.M.F. 24, 63, 64 de cisterciënzers stichten na 1228 geen vrouwenkloosters meer. Hoge adel als edelvrijen.
13 Bartelink, 52, irritatie tijdens langere verblijven.
14 Schotel, 221, 225, 234
15 Bartelink, 53, op reis nog aangevuld met dienstvrouwen, pastoor en rentmeester.
16 Schotel, 193
17 Hüffer, 66, geeft haar geen achternaam, Gouthoeven en Boxhorn wel. Na Aleid van Wassenaar wordt Aleid van Deventer als no.7 genoemd, in onderstaande lijst als no.9.
18 Pars, A., 354, naar Boxhorn
19 Pars, A., 352
20 Biografisch portaal: http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/AdavanHollandvanRijnsburg
21 Schotel, G. 181, 182. Vreemdelingen met een langdurig verblijf hadden door lichtzinnigheid een negatieve invloed en zedelijk verval was het gevolg.
22 Henderikx, 199 testament van 1271 van Holland
23 Hüffer, 67. Ridders Hendrik van der Lecke, Dirk en Simon van Teilingen, Dirk van Wassenaar en
Gerard van de Weteringhe.
24 Schotel, G. 89.90
25 Koch, E.M.F. Klooster regio’s zoals in Thorn, Elten, Susteren, Roermond, Tiel, Maastricht, orden de
Norbertijnen en Cisterziėnsers. Onderzoek gericht op Zuid-Nederland met overeenkomsten in Holland, zoals geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid aan de kloostertucht. De Benedictijnen verschillen juridisch met de andere genoemde orden.
26 Schotel 292, de cellen van de nonnen waren boudoirs van alle gerijflijkheden voorzien
in de 15e en 16e eeuw.
27 Dijkstra, M.F.P. 126. 129, gewijd in de 10e eeuw
28 Cordfunke en Hugenholtz, 67, 68
29 Cordfunke, en Hugenholtz, 37.
30 Cordfunke, E.H.P., de Abdij van Egmond, 65.
31 Hüffer, M. , volgens de historicus Schotel zijn het Cluniacenser-nonnen, dit wordt door meerdere bestreden.
32 Cordfunke, 21. Rijnsburg als kerngebied met rondom vele landerijen met uitbreiding door schenking.
33 Cordfunke, E.H.P. Gravinnen van Holland, 59, 60,61.
34 Schotel, G. 4, 5. Petronella zou zelf de corrupte eerder aangestelde abt zelf hebben afgezet.
35 Cordfunke, gravinnen van Holland, 124.
36 Cordfunke, E.H.P. Gravinnen van Holland, 61, 62, veronderstelt dat het klooster voor het zielenheil van haar zoon Floris is gebouwd. Floris was zeer geliefd door zijn moeder. Hij werd in 1131 vermoord en daarna bijgezet in Rijnsburg. Dit maakte de binding aan het grafelijk huis voortaan sterk.
37 Kruisheer, J.`234, Paus Innocentius maakt aan de abt van Egmond bekend dat hij de kloosters van Egmond en Rijnsburg in eigendom aanvaard (1140) en in bescherming neemt. Glasbergen, J. en Leenheer, S. 21
38 Glasbergen, 22 voor 1300 bezat de abdij 1700 ha, verpacht in leen en tien procent in eigen gebruik.
39 Schotel, 9 en 10.
40 Jesse H.J., 23, de toren is hoger dan gebruikelijk voor een parochiekerk.
41 Ter Kuile, E.H. 184, een afzonderlijke parochie- en abdijkerk achten wij onhoudbaar.
42 Branden en verwoestingen nopen tot bouwfasen van de kerk in 1047, 1157, 1195, na 1578.
43 Dijkstra, M.F.P., 131, 132.
44 Hüffer, M. 41
45 Römer, R.C.H. 122,
46 Schotel, 156. Gravin Aleid was de eerste die tolvrijheid instelde in 1260.
47 Schotel, 151 rentmeester van Teylingen in 1567.
48 Paus Innocentius probeerde met de exemptie bul het klooster aan bisschoppelijke inmenging te onttrekken.
49 Na Maria van Brabant en Keulen van Brunswijk weduwe van Willem I, Elizabeth van Brunswijk weduwe en Aleid van Henegouwen zuster van Willem II, Aleid de weduwe van Jan van Avesnes.
50 Gerardus de Weteringhe, doet schenkingen voor het ziekenhuis.
51Schotel 105-119
52Schotel 105-119
53 Schotel 332 -338, Van Alkemade, Cordfuncke KNOB bulletin 1998-1
54 Lanting, J.N., van der Plicht, J., 491.
55 Dijkstra, B.K.S., 1979.
56 De Boer & Cordfunke 72 ( Graven van Holland).
57 Pars, A. 357.
58 Cordfunke, de abdij van Egmond, 84.
59 Cordfunke, Willem II, hfdst. 8
60 De Boer, 66-77, interactie archeologie en geschiedenis. P. Henderikx, mediëvist en E. Dhanens argumenten tegen de veronderstellingen van Cordfunke en Maat. ( Willem II of Floris de Voogd?)
Situatieplan ruine en en abdij
Elburg van den Boetzelaar 1510-1568 abdis
Abdijkerk en klooster
Kaart abdij klooster en tuinen