Historie schrijvers



4.6 Aubertus Miraeus (le Mire) een tijdgenoot van Butkens wordt door alle critici beschouwd als een achtenswaardig geestelijke, werkzaam als bibliothecaris van het kapittel van de Kathedrale kerk en later deken van de O.L.V. kerk te Antwerpen. Van hem zijn geen onvolkomenheden of onrechtmatigheden bekend en hij heeft de informatie uit het Register der Ridderschap in ’s-Gravenhage opgetekend en een uittreksel hiervan in de Donationes Belgicae in het Latijn verwerkt.4 Notaio: Sunt haec extracta ex veteri codice Teutonico, quem vocantregistrum Equestre, Register der Ridderschap, in Haga Comites,& Latine per nos fideliter reddita. Ex quibusdatur intelligi, que familiae nobiles ante annos ccc. &quod excurrit, in Hollania florerint“. Dit betekent dat hij een uittreksel heeft gemaakt uit het in oud Nederduits handschriftopgestelde Haags register der ridderlijke Orders en dit opgenomen dit opgenomen (lett: ghevoeght) heeft in het boek der godtvruchtige giften.1 Dit laatste wordt in twijfel getrokken door Baron van Lynden van Hemmen die een overname van het extract van Butkens waarschijnlijker acht. Hij vind dit niet belangrijk voor de beoordeling van de waarde van het stuk.2


1.Jan van Mierlo, Een reeks valse kronieken van Butkens.

2.Plomp Jaarboek genealogie 1999, een graftombe in het klooster teRhenen, glas in de kerk te Heukelum, grafmonumenten in de kapel vanhet klooster Mariënweerd bij Beesd bleken niet te bestaan.

3.Samuel de wind, Bibliotheekder Nederlandsche geschiedschrijvers,383,385.

4.Aubertus de Miraeus Donationes Belgicae, 257,258.


Afbeelding Gravure Aubertus Miraeus ca.1632-1664 (bron onbekend)

Miraeus geeft geen enkele toelichting op Dirck van Lynden en alles wat Butkens over het tournooi in het Extract weergeeft wordt door hem niet overgenomen. In hoofdstuk 124 beschrijft hij de oprichting van de Ridderorde van St. Jacob in Holland gesticht in1290, met de twaalf eerste ridders in de identieke tekst die door Butkens daaronder in het Latijn is weergegeven. Deze beschrijving is  in de uitgaven van 1723 ook identiek.

Er is nooit een geleerde of historicus geweest die Albertus Miraeus op onrechtmatigheden heeft kunnen betrappen of enige valsheid in zijn werk.1Door de kritiek op Butkens wordt de aandacht van zijn bijdrage verlegd en vaak niet genoemd. Of hij het door Butkens in handen heeft gekregen is niet relevant, een dergelijk expert als Miraeus zou een vervalsing zo doorzien en bij enige twijfel had hij de bron als vals verworpen. Hij blijft echter niet onbesproken. Dat ook Miraeus kritiek kon krijgen getuige een brief van Arnoldus Buchelius aan Aubertus Miraeus, bevattende een kritische beschouwing over de Peutinger kaart, die in 1633 door Miraeus bij Hondius in Amsterdam was uitgegeven. Latere auteurs zoals Schoonebeek geven Aubertus Miraeus als directe bron over de Orde van St. Jacob aan.



4.7 Marcus Zuerius Boxhorn een bekend historie schrijver wijdt in 1632 en1644 enige bladzijden aan het ontstaan en de ridders van de Orde vanSt. Jacob.2Vanaf 1632 (hij was toen 20) bekleedde hij de leerstoel welsprekendheid aan de Universiteitvan Leiden. In 1648 werd hij hoogleraar geschiedenis.


Afbeelding Marcus Zuerius Boxhorn Universiteit Leiden


Hij bekritiseert de kroniek van Holland, van den Clerk uten lagen landen bi der See, omdat tijd en getal niet overeenkomen met de institutie van de Orde van St. Jacob. De Orde is niet met name beschreven en dit geeft verwarring. De kroniekschrijver geeft 1295 aan terwijl het register der ridderschap duidelijk 1290 weergeeft, er zou sprake zijn van 40 verheven ridders terwijl het register maar over 12 ridders spreekt [dit in vergelijking met de beschrijving van W. van Gouthoven en in de Divisie Kroniek]. Dit is de reden voor Boxhorn om als bron voor het register der ridderschap tekiezen en hij vermeldt duidelijk de informatie die Butkens en Aubertus Miraeus als bronnen over de orde van St. Jacob noemen in het boek der Ridderschap uit den Haag. Boxhorn schrijft opgelucht dat Jan Reigersbergh de waarheid van de geschiedenis bevestigt en hij schrijft verder dat er ridders in de Orde van St. Jacob zijn opgenomen zowel in Holland als Zeeland. De eerder genoemde huisluyden kunnen niet zondermeer met de Orde van St. jacob verbonden worden.

Butkens heeft de geschiedenis van de Orde der Ridderschap van St.Jacob als eerste uitgebracht in de stamkroniek van de familie van Lynden. Hij heeft een uittreksel gemaakt uit het boek der Ridderschap, uitgebracht in den Haag. Daarna heeft de hooggeleerde Aubertus Miraeus het opgenomen in zijn boek der Godvruchtige giften. Boxhorn geeft tevens aan dat Miraeus beschrijft welke ridders evenals de Graaf, in de Orde van de Schelp zijn opgenomen. Het is weergegeven in de uitgebrachte uitgaven van de oorsproncken der Ridderen en Miraeus is bereid tot herdruk, zoals hij aan Boxhorn in zijn brieven bevestigt. Dit zegt ons veel. Allereerst gebruikt hij de uitdrukking Ridders van de Orde van de Schelp en verwijst hij naarhet voorbeeld van de schelpenketting van de later in 1469 ingestelde Orde van St. Michael. Om dit te benadrukken vermijdt hij de omschrijving orde des graven, de door Le Petit genoemde omschrijving. Het boek der ridderschap heeft meerdere lezers gekend, Miraeus is er zo van overtuigd dat hij tot herdruk van zijn Donaties toestemt. Hierover is tussen Boxhorn en Miraeus een terug te vinden correspondentie geweest.

                                                                ( Afbeelding links een fragment uit het tonneel van Hollandt, Boxhorn)


Butkens heeft het uittreksel van het boek der Ridderschap gemaakt, of overgeschreven en dit als eerste verwerkt in de stamkroniek van de familie van Lynden. Boxhorn kan zijn ergernis niet verbergen en geeft dit duidelijk aan in het hoofdstuk aan over de opgetreden verwarring die ontstaan is door de losse gegevens over het ridderen, de huislieden en het verhaal overeen opgerichte Orde van St. Jacob. Hij laat de informatie verder ter keuze aan de lezer over.

Op bladzijde 70 volgen de gegevens over het toernooi in het Additamentum (de bijlage).Hierin vermeldt hij dat hij de gegevens ontleent aan een kopie uiteen handgeschreven toernooiboek van de Hollandse graven, dat zich in een archief of privé verzameling bevindt. Scriverius had hem een kopie hiervan laten lezen. Er moeten dus meerdere kopieën zijn geweest. Het jaartal in Romeinse cijfers valt op. Weergegeven is:‘Anno MCCXXCX‘, maar dit is een onmogelijke cijfercombinatie en moet een verschrijving zijn van MCCXXXX. De discussie over de tecorrigeren vermelding ‘MCCLXXXX’ is in de literatuur terug tevinden, maar er zijn ook uitgaven van de Annales bekend waar geen Romeinse cijfers gehanteerd worden en er 1290 weergegeven staat, hetgeen die jaartal discussie overbodig maakt. Baron van Lynden acht 1290 geen passend jaartal afgaande op de verhoudingen in Holland en meent dat dit ook de verschrijving is en dat MCCLXXXX, MCCLXXIX moet zijn.4   Ook is Schaekspelen vermeld. De beschrijving ‘Schaekspelen’ kan niet anders dan steekspelen betekenen passende bij het beschreven toernooi. Ten slotte is het onder het zelfde nummer met letter 13 en bladzijde 220 als bron Butkens weergegeven en met nadrukt vermeld dat het niet is overgeschreven en niet vertaald uit de Donationes Belgicae van Miraeus.Het Theatrum Hollandiae is met steun van Scriverius en Pontanus samengesteld. Boxhorn heeft zijn werk nooit herroepen, hetgeen aangeeft dat hij zijn werk volledig betrouwbaar achtte.




Arnoldus Buchelius, (1565-1641)

Rechts; Petrus Scriverius (1576-1660)

P. Soutman/Corn. Visscher








Arnoldus Buchelius meent als erkend deskundige in de wapenkunde de nodige kritiek op de werken van anderen te moeten uiten en bericht dit aan Scriverius als leermeester.1 Buchelius acht het beschreven toernooiboek hoogstwaarschijnlijk [nietzeker] een vervalsing.2 Buchelius heeft grote bezwaren tegen verwijzingen naar deze boeken,waaruit  Butkens zijn informatie heeft gehaald en die Buchelius niet als bron kan traceren.

De kwestie van de vierde kampioen ‘Heer Arent Heer tot IJsselstein’,te lezen onderaan op bladzijde achttien van het Extract van het toernooiboek, is ook interessant. Butkens heeft de derde kampioen Dirk van Lynden Aspremont laten roepen en dit zou de gelegenheid bieden om Arnoud (Arent) van IJsselstein, ‘Amstel’ te laten roepen als vierde kampioen. Het bewijs van vervalsing is, volgens Buchelius, uit de beschrijving van het wapenschild af te leiden. Zeker was dat Arend als broer van Gijsbrecht IV uitgebreide leengoederen bezat en het kan zijn dat hij de naam IJsselstein nog niet voerde. Butkens wilde echter duidelijk aangeven om wie het betrof n.l. een echte ”Amstel telg”.


Butkens beschrijft het als volgt; “Heer Arent heer tot IJsselstein droeg een gouden schild met een zwarte plank waarop een kruis van St. Andries gemaakt van wit en rood, riep Amstel”. Arnoud was in 1279 heer van IJsselstein, zijn zoon Gijsbrecht heeft zeker de naam IJsselstein gevoerd.3 Een fout van Butkens, bewust opgeschreven herkenbaar als anachronisme? De bewuste aanduiding is geen reden om dit als een zware vervalsing te beschouwen. IJsselstein kwam in handen van een tak van de familie van Amstel, die zich lokaal ook wel IJsselstein noemde.4Dat vergissing mogelijk is blijkt ook uit het latere werk van Willem van Spaen la Lecq  die Gijsbrecht met Arnoud verwart.5 Van Spaen is nooit als vervalser aangegeven.

Kortom, Boxhorn, Butkens en Aubertus Miraeus moeten onafhankelijk het boek der ridderschap en het toernooiboek hebben beoordeeld en met een eigen visie de gegevens hebben verwerkt. Allen geven een oprichting van de Orde weer. In geen van de werken wordt over een opheffing van de Orde van St. Jacob geschreven. Een beroemd Engels geleerde Elias Ashmole neemt de gegevens van Mireaus met zijn inzage in en verwijzing naar het register der ridderschap geheel over in zijn werk over de Orde van de Kousenband onder het hoofdstuk the Orders absolutely Military (13) in 1672 tevens verwijzend naar zijn collega historie schrijver Eduard Grimson die in zijn werk A General Historie of the Netherlands de gegevens van Le Petit overneemt. De beroemde historici in binnen en buitenland twijfelen niet over de oprichting van de Orde in 1290.


4.8 Oorkonden ridderen, ridderslag, ridderadel, ridderschap en adelsbrieven 6


Het ridderen is de omschrijving voor de verheffing van een persoon tot de ridderstand, met het verkrijgen van de ridder- titel. Het ridderen kende een aantal rituelen die plaats vonden voor en tijdens het ridderen. De rituelen werden in de loop der tijd aangepast. Ridderen in de tijd van Floris V was een ceremonie die begon met een bad, gevolgd door het aantrekken van feestelijke kleding. Tijdens de ceremonie aanschouwden de genodigden de omgording van de wapenrusting, de ontvangst van de sporen en de enkele ridderslag in de nek met de vuist, de vlakke hand of het zwaard. Na de plechtigheid volgde een toernooi. Over de precieze ridderwijding bestaan geen Hollandse bronnen, er wordt slechts over ridderen gesproken.

Ridderstand ontstond als een nieuwe sociale klasse van ridders, als niet adellijke ridders en leden van de oude adel. De ridder werd aangesproken als heer, een eretitel die in de beschrijving van Butkens van de kampioenen duidelijk aangegeven is. Een Ridderschap omvatridders en knapen. Adelsbrieven waren het bewijs van verkregen adel,een ridder kon niet zonder adelsbrief toetreden tot de adel,omgekeerd hield een adelsbrief geen titel van ridder in. De kroniekvan den Clerc uten lagen landen bider see geeft een voorbeeld van het ridderen van 40 huysluiden op eerste kerstdag7. Een ander spectaculair feit is dat er meer dan 40 knapen op devooravond van de veldslag bij Zierikzee op 20 maart 1304 tot ridderworden geslagen waaronder de Witte van Haemstede.8  Opvolgende graven ridderden eveneens hun dappere strijders op het slagveld.

Pas in 1336 wordt de ceremonie met tijd, plaats en persoon en de te ontvangen ridderslagvan Willem IV summier beschreven.9  Het opnemen van ridders in een orde in had een duidelijk doel. Dit was voor Floris V om zijn ridderschap uit te breiden en geen militaire status te verlenen. Het ridderen voor de slag bij Zierikzee was bedoeld dapperheid aan te moedigen, een beloning vooraf. Dit geeft aan dat er een verschil bestaat tussen het ridderen en de opname in een ridderlijke orde waar het ontvangen van de versierselende belangrijkste eer is en geen ridderslag heeft plaatsgevonden.


4.9 De reformatie en de Orde van St. Jacob


Volgens de katholieke encyclopedie zou de Orde rond 1580 opgehouden hebben te bestaan,waarmee aangegeven is dat de reformatie een katholieke gezindheid niet toestond. Een charter van een protestantse tak zoals die gevormd is in de toen aanwezige militaire orden is niet bekend. Het zou de Hospitaalridders en Duitse Orde zijn toegestaan tot 1620 als katholieken hun bezittingen te beheren.10 Een Geuzenlied uit 1575 vertelt over een slachting onder Cruysheren (die het Jacobskruis van de Orde van St. Jacob droegen) na de slag Bij Bergen op Zoom. Dit zijn ridders geweest die het kruisteken vande Spaanse Orde van St. Jacob gedragen hebben.

De Hollandse Orde blijft ook in die tijd in nevelen gehuld. Ondanks de bewering van Kudrop vanRuwiell 11is er geen verband met de Hollandse en Spaanse Orde van Sint Jacob, voluit Militaire Orde van Sint Jacob van het Zwaard of Orde van Santiago geheten. (Spaans:"Orden Militar de Santiago de la Espanada" en Portugees: "Ordem Militar de Santiago da Espada") geheten, iseen oude Spaanse militaire ridderorde die in 1170 werd gesticht, waarvan de Spaanse koning Felipe VI nu grootmeester is. De eerste naam die beschreven wordt in een boek der Staten Generaal, met watermerk 1745, is J.E. Folckeren als ridder Ordre St. Jacob, gedelegeerde van Sypesteyn. in de Spaanse orde of de Nederlandse?


4.10 Geschiedschrijving in de Verenigde Zeven Provinciën


In het charterboek van Thomas de Rouck (1673) siert weer de schelpen ketting met de H’s van Holland (zie voorbeeld ontwerp 1815) en zo wordt de Orde regelmatig in boeken vermeld in de achttiende eeuw. Waardevol is ook een in 1724 uitgebrachte catalogus van ridderorden samengesteld doorJezuïeten.12  Voor en tegenstanders schrijven hun documentatie gekoppeld aan Zeeuwse oudheden, Amstelland en den Haag en in het Charter Boek van de Graven van Holland.                  De informatie van de historie schrijvers wordt in zeker twintig werken beschreven en van commentaar voorzien. Franstalige literatuur toont het langst afbeeldingen in de bundels over ridders en militaire orden in de achttiende en negentiende eeuw.13

Draagteken Orde van St. Jacob (Rammelsberg 1743). Rammelsberg toont dat de schelpenketting vervangen wordt door een wit zwart lint, later dragen de ridders een Maltezer kruis met schelpen aan een zwart lint.14

Verzamelde afbeeldingenvan draagtekens van ridderorden zijn zeldzaam in de Nederlandse historie. Pas in de negentiende eeuw bestond hier uitgebreidere belangstelling voor. De gravures van Adriaan Schoonebeek komen veelvuldig voor in Franse boeken over ridderorden.15

Adriaan Schoonebeek toont ons in de afbeelding de ketting met H’s en schelpen die wordt gedragen door een ridder van St. Jacob op het Binnenhof. De afbeeldingen die in de Franse literatuur worden weergegeven volgen de informatie van Reigersbergh en Boxhorn, die alleen een gouden ketting met vijf schelpen beschrijven, Butkens had zeven schelpen getekend, (verwerkt door A. Schoonebeek, zie plaatje op blz. 28).

1 Langereis, Geschiedenis als ambacht, 187.

2 Bondam, kunt en letterbode 1826, 119, dit betreft charters uit 1376 en 1377.

3 Martin de Bruijn, IJsselsteinde vesting,27.

4 Ronald de Graaf, Oorlog om Holland, 83.

5 De Geer, Geschiedenisvan IJsselstein, 107.

6 Anteun Janse, Ridderslagen ridderlijkheid in de late middeleeuwen.

7 Ook weergegeven in de Divisie kroniek 1517, A. Janse Ridderslag, vermeldt de gebeurtenis in 1295, blz.4.

8 Melis Stoke Rijmkroniek, J. Burgers, 12645, vs. 945.

9 Janse, Ridderslag en Ridderlijkheid, 6.

10 Mol, J.A. ea. The Military Orders and the Reformation,186-205.

11 Kudrop van Ruwiell, 9 (de orde) zijo verleefde haar stichter niet,12, Jacobus orden in Italië en Spanje

12 Kudrop van Ruwiell, 9 verwijst naar de Bollandisten Acta Sactorum te Antwerpen voor bronnenmateriaal.

13 Lynden van Hemmen, van, F.G. 1827. Twee brieven over de Ridderordevan St. Jacobs Broederschap ingesteld door Floris V. Van Cleef's-Gravenhage en Amsterdam.

14 Rammelsberg, J.W. 79,80, Das ordenszeichens ist ein achtspitizges kreuz mit dem bildnisdes heiligen Jacobi. Worann unten eine Muschel hänget, jedoch ist derselbe eben in einem besondern unsehen.

15 Hélyot e.a.



                                                                                                         Draagteken Orde St. Jacob voor 1815


4.11 Het koninkrijk der Nederlanden


In 1814 wordt Nederland bevoorrecht met een nieuwe koning Willem I die ter ere van zijn regeren verzoekt tot instelling van een militaire en civiele orde. Na 500 jaar lijkt het even of de voorgestelde Orde van St. Jacob weer een plaats in het koninkrijk gaat krijgen maar de ontwerpen wordenafgekeurd en de Hoge Raad van Adel adviseert een nieuwe naam: de Orde van de Nederlandse Leeuw. Vanuit de Hoge Raad van Adel is tussen 1825-1827 veel discussie ontstaan betreffende het geslacht van Lynden, Butkens en de Orde van St. Jacob. In de dertiger jaren kom ter aanvaarding en stopt de discussie over storende details.1

Er is nu kans op verbondenheid in de historie over Floris V en de Orde. Ondersteund met de uitgewerkte historische gegevens voeren de H.H. studenten der Hogeschool Leiden een maskerade op over de instelling van de Orde van St. Jacob in 1845 met wapenschilden en nauwkeurige beschrijvingen vanhet grafelijk gevolg.

De Orde van St. Jacob blijft een inspiratiebron voor taalkundigen die met schoolboeken en historische romans een bijdrage leveren over de wereld van Floris V.2Grote voorbeelden zijn Van Lennep en Hofdijk, die de installatie van de ridders in de Orde van St. Jacob beschrijven in hun werken en geschiedenisboeken. In een maskerade met vijftien historische thema’s komt er ook in 1885 de Orde van St. Jacob weer terug. Het volgende hoofdstuk geeft hier uitgebreidere informatie over. De overlevering van het archief van de Orde van St. Jacob voordat dit als Stichting Souvereine Orde van St. Jacob in Holland in 1994 geregistreerd werd is zeer gering en bestaat slechts uit enkele vroegere draagtekens, boeken en foto’s. Vele aan de Orde verbonden namen zijn na mondelinge overdracht gearchiveerd. Deze waren opgetekend in een Naemboeck in een Carmelietenklooster. Op een lijst worden de Witte van Haemstede, Jan Zuurmond, Franc van Borselen, Willem van Hoorne, van Tuijll van Serooskerken als leden van de Orde van St.Jacob vermeld, naast diverse andere namen. Meer dan deze wetenschap bezit de Souvereine Orde van St. Jacob in Holland nog niet. Op het herstel van een volwaardig archief richt zich verder onderzoek vanuit de Stichting Historisch Onderzoek Hollant. In Nieuwsbrief 2020 is een overzicht gemaakt van mogelijke St. Jacobsriders. 


4.12 Samenvatting eerste deel


Jan Reigersbergh is de eerste historie schrijver die in de zestiende eeuw melding maakt van een draagteken, de orde des Graven bestaandeuit vijf Jacobschelpen met daaronder de beeltenis van St. Jacob hangende. Le Petit neemt deze gegevens over, Butkens ontleent uit hetboek der Ridderschap de gegevens van een opgerichte orde en uit een toernooiboek het verloop van het ter ere van de oprichting gegeventoernooi met vier kampioenen. Albertus de Miraeus ontleent eveneenszijn gegevens aan het boek der Ridderschap, maar hij beschrijft hettoernooi niet. Boxhorn krijgt ter inzage bij Scriverius eenuittreksel uit het boek der ridderschap, schrijft een kritische nootover de kroniekschrijvers en noemt de Orde ingesteld door de Graaf,de Orde van de Schelp. Tevens neemt hij de gegevens van Butkens overhet toernooi zonder aanvullingen in het Theatrum Hollandiae op. In deloop der eeuwen is veel documentatie door oorlogsgeweld verlorengegaan. Een belangrijk documentatie centrum zoals het stadsarchiefvan Brussel bij een Frans bombardement in 1695 vernietigd is. Veel vraagtekens blijven hierdoor bestaan.

Boven vermelde beschrijvingen over de ingestelde Orde van St. Jacob van Holland geven aanleiding tot inhoudelijke kritiek en pennestrijd over tijden personen met het onderhouden van twijfel. Desondanks heeft het ontbreken van het boek der ridderschap in de archieven niet geresulteerd in de absolute ontkenning van het ontstaan van de Ordevan St. Jacob, hoewel historici in berusting liever er toe zwijgen.


                                                                                                      Afbeelding Elias Ashmole (1617-1692) 


5. Discussieen geschriften over de Orde van St. Jacob in de negentiende eeuw.


5. 1 Het begin van de eeuw en de Napoleontische erfenis

Na de instelling van de Orde van het Gulden Vlies (1430) in de Bourgondische tijd, gevolgd door de tachtigjarige oorlog en de Republiek der Verenigde Zeven Provincies is er geen ridderorde meteen vorst (stadhouder) als beschermheer. Dat de herinnering aan het prestige van de eerste Gulden Vlies ridders een bijdrage heeftgegeven tot inspiratie van de zestiende eeuwse geschiedschrijvers om over Floris V en zijn eigen ridderorde te schrijven is nergen saantoonbaar en is als een onjuiste veronderstelling te achten.3

In 1801 is Holland nog onderdeel van de Bataafse republiek en het krijgt in 1806 een Franse koning, Lodewijk Napoleon.  Al snel begint de vorst zijn eigen ridderorden te ontwerpen, ondanks grote bezwaren van zijn broer keizer Napoleon Bonaparte. Op twaalf december 1806 worden twee ridderorden ingesteld; "Groote Order van de Unie" en de "Koninklijke Ordevan Verdienste". De spanning met zijn broer blijft en als compromis zal hij de twee orden samensmelten tot Koninklijke Orde der Unie in 1808. Na de inlijving van de Bataafse Republiek in het keizerrijk wordt deze orde in 1812 verboden, nadat er in 1811 de Orde van de Reünie is ingesteld door keizer Napoleon. Na de restauratie van het koninkrijk heft koning LodewijkVXIII van Frankrijk de Orde van de Reünie in 1815 op. Slechts enkele Nederlanders hadden deze orde gedragen.

De inlijving in het Franse Keizerrijk wordt ongedaan gemaakt als de geallieerden Napoleon bij Waterloo verslaan en daarna verbannen. Frederik Willem, zoon van Willem V wordt, volgens de erfrechten, vorst van de Verenigde Nederlanden. De Noordelijke en de voormalige Habsburgse Zuidelijke Nederlanden worden na het besluit op het congres te Wenen bijeengevoegd. De opvolger uit de stadhouderfamilie van Oranje Nassau wordt in Amsterdam in 1814 als koning Willem I ingehuldigd. 4

In de negentiende eeuw ontstaan grote veranderingen op sociaal en economisch terrein. Staatsvormen in Europa ondergaan ook veranderingen en op het congres van Wenen (1814-1815), worden nieuwe grenzen vastgesteld uit gevormde koninkrijken om het eens zo machtige Frankrijk met bufferstaten te omringen. De tijd van de republiek is voorgoed voorbij en de koning maakt haast met het herstel van de gevestigde orde. Koning Willem I laat zich vanaf 1814 door de gevormde Hoge Raad van Adel5 adviseren over nieuw in te stellen ridderorden. Daarnaast zullen velen van Nederlandse Adel erkend worden, niet alleen de adel die in de Bataafse republiek afgeschaft was, maar ook nieuwe adel wordt benoemd en Ridderschappen worden heropgericht.6

Na eeuwen van afwezigheid stellen twee koningen in het begin van de eeuw kort na elkaar in Holland ridderorden in met enige overeenkomsten. Beide koningen streefden het zelfde doel na; het verlenen van een eer, met een daarbij behorende financiële ondersteuning. Dit hield een jaarlijks inkomen in voor commandeurs van de Orde van de Unie, of een jaarlijks pensioen voor de Militaire Willemsorde. Beide orden creëerden ook nieuwe ridders. De uitgangspunten waren verschillend, de eerstekoning van Holland, Louis Napoleon Bonaparte stelde een Franse civiele orde in, de eerste Nederlandse Koning Willem I stelde een Nederlandse dapperheidsonderscheiding, de Militaire Willemsorde in.                 Ook in de Nederlandse taal ontstaan veranderingen. Willem Bilderdijk wordt een voorbeeld van nieuwe taken, hij is het die taalhervorming sterk aanmoedigt. Het woord krijg een machtig effect.Literatuur wordt het instrument van nationalistische beeldvorming, met aandacht voor volkshelden en beschrijvingvan historische figuren. Aandacht voor oude literatuur herleeft. Bewaarde archieven worden geopend en geschoond.


5.2 Literatuur in de negentiende eeuw met betrekking tot ridderorden


Ridderorden krijgen belangstelling en in het volgende overzicht wordt een aantal schrijvers genoemd die zich hierin verdiepten. Als eerste zal Willem Hendrik van Westreenen besproken worden.

Van Westreenen maakt eerst carrière onder Frans bewind. Als directeur van de Academie derletteren van Zeeland en lid van de Academie der letteren in Leiden publiceert hij in 1807 een overzicht van oude ridderorden die door vorsten gesticht waren. Hiermee onderneemt hij een poging om zijn functie als adjunct-archivaris van het Koninkrijk niveau te geven. Hij geeft een korte beschrijving van de Orde van St. Jacob, de Ordevan St. Antonius, de Orde van de Tuin en de Orde van het Gulden Vlies. In de Orde van St. Joris werd hij wegens zijn “kwaliteiten”benoemd tot archivarishistoriograaf. In feite verzoekt hij Hendrikvan Wijn7het voorwerk te doen en laat hij zich onderrichten in genealogie enheraldiek. Bij hem ontwikkelt zich een verlangen om in veelridderorden onderscheiden te worden. Zoekend in het verleden blijken er maar weinig bronnen te bestaan. De Orde van St. Antonius en de Tuin waren al eeuwen opgeheven, de Orde van St. Jacob blijft wel in de literatuur vermeld maar er wordt door hem twijfel over de bron aangegeven. De Orde van het Gulden Vlies was onbereikbaar voor lage adel, maar de Orde van St. Joris leek hem met steun van Lodewijk Napoleon het makkelijkst te re-installeren. Dit is de eerste stap van hem  om ridderorden te verkrijgen. Het gebrekkige epistel van Hendrik Westreenen over de Orde van St. Jacob8  kan niet gezien worden als een studie, het is slechts een samenvatting van bekend materiaal. Over de Orde van St. Jacob kan hij geen nieuws melden. Vanuit het gegeven dat de onvermoeibare Hendrik van Wijn geen diploma uit het boek der ridderschap als bewijs kon vinden, zal van Westreenen aannemen dat de beschreven instelling van de Orde van St. Jacob niet heeft plaatsgevonden. Hendrik van Wijn heeft er wijselijk de voorkeur aangegeven de vermeldingen van Wagenaar over in de orde opgenomen ridders niet aan te vullen, maar ook niet te bestrijden.9  Natuurlijk waren er maar weinig historici die het magistrale werk van Wagenaar konden bekritiseren. Van Wijn wist als menig ander dat er vele documenten uit de middeleeuwen verloren waren gegaan, zoals de grafelijke oorkonden die opgeslagen waren in de kanselarij te Egmond. De Fransen hadden ook het nodige opgeruimd. Dat van Wijn ook het charter van het toernooi niet heeft kunnen vinden is niet vreemd, er ontbrak wel het een en ander in het archief. Dit wetende kan niet worden aangenomen dat het charter nooit heeft bestaan. Meerdere schrijvers zijn hiernaar tevergeefs op zoek geweest en leggen zich neer bij de conclusie dat het onvindbaar is of mogelijk vernietigd.

Het mager opgezette werkstuk van Westreenen moest de inleiding vormenvoor een nieuwe ridderorde (van de Unie) en om koning Lodewijk Napoleon te behagen is het in het Frans geschreven. In 1806 worden Meermanum en van Wijn tot ridders in de Ordevan de Unie benoemd en vervolgens wordt W.H.J. van Westreenen op drieëntwintig jarige leeftijd benoemd tot historieschrijver van de Orde van de Unie. Zijn naam wordt vermeld in het dagelijks bestuur van het kapittel10,samen met Ridder A.R. Falck, die de functie van secretaris heeft. Hij is in 1809 voor ridder van de Orde van de Unie voorgedragen en is te vinden op de lijst van ridders van de Unie. Later werd beweerd dat Falck de orde samen met anderen geweigerd zou hebben11, maar Falck kreeg zowel de Orde van de Unie in 1807 als de Orde van de Reünie in 1812.

                                                                                         ( afbeeldingen H. van Wijn en A.R. Falck)

Hendrik van Wijn, oud raadpensionaris van Gouda, wordt in 1802 benoemd voor 5 jaar tot archivaris van de Bataafse republiek. Hij wordt hiermee de archivaris van Holland en zal zichvolledig inzetten voor de ontwikkeling van het openbaar archiefwezen. Lodewijk Napoleon geeft hem een vaste aanstelling. Hij kreeg met zijn aanstelling de opdracht onderzoek te doen naar archieven uit het verleden tot 1648.

Het verlangen van Westreenen om zoveel mogelijk onderscheidingen en titels te ontvangen, zou beloond worden. Inlijving in de hogere Nederlandseadel werd ook bereikt nadat hij het landgoed Tiellandt kocht. Bij Lodewijk Napoleon als koning Willem I weet hij steeds genoeg op tevallen om een beloning voor zijn diensten te krijgen. Na zijn werk voor de Orde van de Unie weet hij een plaats te krijgen in de Hoge Raad van Adel als thesaurier. In werd hij 1815 verheven in de Nederlandse adel en in 1818 verkreeg hij de titel van ridder, erfelijk op al zijn wettige mannelijke afstammelingen. Tenslotte krijgt hij in 1825 de titel van baron. In 1835 wordt hij tevens lid van de Hoge Raad van Adel. Meerdere promoties heeft hij te danken aan zijn rang van kamerheer i.b.d. van koning Willem II, devrijmetselaar, die goed voor zijn broeders zorgt. Na zijn eerder genoemde boekje over ridderorden heeft Westreenen nooit meer iets over het onderwerp geschreven.

Mr. A.R. Falck was van 1802-1805 secretaris van het Nederlandse gezantschap in Madrid. Vanuit een positie in het voorlopige bewind benoemt koning Willem I hem tot algemeen secretaris. Een hoge post voor een niet onbekende revolutionair. Net als Talleyranti n Frankrijk past hij zich razend snel aan en vervult de wensen van de nieuwevorst.          Hij blijft altijd onduidelijk over het aanvaarden van ridderorden en titels, maar als vrijmetselaar en na het verkrijgen van de Orde van de Unie en Reünie eindigde hij als Commandeur van de Nederlandse Leeuw. In de Nederlandse adel wordt als baron opgenomen. Zijn geuite afkeer van linten inde correspondentie betreffende de koninklijke ridderorden komt dit vreemd over.12 Als secretaris van staat is hij betrokken met de nieuw in te stellen ridderorden in 1815, het jaar waarin de nieuwe vorst zijn naam wil verbinden aan nieuwe ridderorden. Hier zijn een aantal vertrouwelingen in betrokken.            Als eerste adviseur diende generaal W.J. Janssen. Hij was het die de koning, namens de officieren die buitenlandse onderscheidingen wegens dapperheid hadden ontvangen, toestemming vroeg om die op gelegenheden te mogen dragen. Wegens artikel 44 van de Grondwet in1814, was dit verboden zonder toestemming van de vorst. Tevens verzocht hij de koning om een ridderorde in te stellen voor civieleen militaire verdiensten en wel voor alle rangen. Uiteindelijk bepaalt de Hoge Raad van Adel het verloop. Zij komt met voorstellen voor een militaire en een civiele ridderorde, maar de koning aanvaardt naar advies alleen het voorstel van de Militaire Willemsorde. De ingediende voorstellen van het herstellen van het Order van St. Jacob in Holland en het Bourgondisch Kruys, keurt de Hoge Raad van Adel dit uit naam van de heer van Spaen zelf af.13 In de grondwetswijziging van 1815 met de vereniging der Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden worden adel en ridderorde twee onafhankelijke instellingen.14 De Raad van State doet dan het voorstel de orde van de Nederlandse Leeuw in te stellen. De rol van Falck en van mr. M.L. d’ Yvoy van Mijdrecht15, ook een bekende vrijmetselaar, bleek bepalend voor de beslissing tot het instellen van Orde der Nederlandse Leeuw. De laatste zal in zijn pennestrijd met Lynden van Hemmen vanaf 1827 zijn motivatie tot afkeuring van de Orde van St. Jacob niet verhullen.

Zoals aangegeven komt de Orde van St. Jacob in 1815 even onder de aandacht voor herinstelling, maar wie zijn de ontwerpers van de keten en het draagteken geweest?  Wederom een niet te beantwoorden vraag. Helaas is de documentatie over de voorbereiding van de ontwerpen niet bewaard gebleven en een naam is ook nergens vermeld. Het is verleidelijk maar het zou te ver gaan om te veronderstellen dat leden van de Orde dit voorstel zelf gedaan hebben. Indien dit onmogelijk was is het toch opmerkelijk dat dit oude gegeven van de ridderorde onder de aandacht komt. Zelm van Eldik heeft alle betreffende archieven nagespeurd en kon geen enkele aanwijzing vinden over motieven en achtergronden.1 In het rijksarchief is slechts een getekend ontwerp van het draagteken voor de rang van commandeur.


Een halslint blauw, met smalle oranje banen was het ontwerp voor de Orde van Sint Jacob.


1.Zelm van Eldik, Moed en Deugd, voetnoot 5 hoofdstuk. 5. Secretaris der Kanselarij der Nederlandse Orden.

Lynden van Hemmen, van, F.G. Kort antwoord op de voordracht van den heer M. I. Baron D'Yvoy van Mijdrecht ('s-Gravenhage en Amsterdam 1823).

Twee brieven over de Ridderorde van St. Jacobs Broederschap ingesteld door Floris V. (s-Gravenhage en Amsterdam 1827).

2. Andriessen, Des childknaap van Gijsbrecht van Amstel,76,85. Bührmann’s geschiedenis van ons vaderland, 311.

3. Muiderslot, katern 3, 39, Ridders van Holland.

4. Oostenrijk krijgt Lombardije, Venetië. De Illyrische provinciesvormen het koninkrijk Dalmatië. Het huis van Bourbon     wordt inFrankrijk gerestaureerd, ook in Spanje en Portugal worden koningenaangesteld.

5. Ingesteld bij Soeverein Besluit van 24 juni 1814.

6. Koninklijk besluit Hoge raad van Adel 24 juni 1814, 9, 173-174.

7. Laseur, Museum Meermanum, 23 mr. Hendrik Wijn in 1802 benoemd tot archivaris van de Bataafse Republiek.

8. Weestrenen Essai Historique sur les anciens ordres de chevalerie,8-11.

9. Wagenaar, Vaderlandse Historie deel III, 42. Van Wijn kon geen bronvinden.

10.Gedenkschriften van de Koninklijke orde van de Unie voor de jaren 1807, 1808 en 1809, 25.

11.Vaderlandse letteroefeningen.1846, necrologie p.72.

12.Brieven A.R. Falck(1795-1843). Zelm van Eldik 164, hfdst. 5 voetnoot 2.

13. D’Artillac Brill, 82-84.

14.Cees Bruin, de kroon op het werk.

15.H. Meijer Butkens een verguisd geleerde,18, bron niet vermeld.



                               Concept commandeurskruis d' Order van St. Jacob in Hollandt 1815 1,Rijksarchief 's-Gravenhage


Op een versiersel is een blauw veld met een gouden ruiter. Op de keerzijde van de schelpen staat rechts Floris V, boven, FON 1290, rechts, Wilh I, onder, REN 1814. De tekst op de brief omvat de eerste alinea uit de beschrijving van de ridderorde door Thomas de Rouck, het derde stuk omvat een kort begeleidend briefje over de gegevens van Thomas de Rouck betreffende achtergrondgegevens van de orden.

De andere orden die van Westreenen, als letterkundige met historische belangstelling in 1807 als adjunct archivaris van het koninkrijk2beschreven had, zijn niet verder in behandeling genomen. Het Bourgondisch kruys was ingesteld door Karel V in Tunis in 1535. De ontwerpen renovatie (Ren) van de Orde van St. Jacob en de Orde van het Bourgondisch kruis werden naar de president van de Hoge Raad van Adel, mr. baron van Spaen la Lecq, door mr. A.R. Falck met een begeleidende brief gezonden. Een directe behandeling resulteerde in afwijzing van de ontwerpen voor het betreffende doel en het lid Jhr.mr. M.L. d’ Yvoy van Mijdrecht licht de koning over de beslissing in. Hangest D' Yvoy van Mijdrecht werd op 28 augustus 1814 benoemd in de ridderschap van Utrecht waarmee hij als eerste tot de Nederlandseadel ging behoren. (Andere verwanten werden later ingelijfd.) Hij kreeg bij KB van 8 juli 1816,net als zijn nakomelingen, de titel van baron. De genealoog Bijleveld was uiterst kritisch over dit adeldom van het geslacht, publiceerde erover en maakt het definitief openbaarin 1949: Ingelijfd als baron op alle in 1816, zonder eenig recht daarop en met vervalschte stukken verkregen. 3

Twee elementen vallen in de correspondentie van Hangest D’Yvoy van Mijdrecht op. Ten eerste zijn er op een advies tot renovatie van een historische orde doordachte opmerkingen gemaakt:<<dan daar het Order van het Bourgondisch kruys, zo min als dat van St.Jacob in Holland, zo dezelve al bestaan hebben eenige betrekking totde Nederlanden gehad hebbe, maar het als een teken by eenenbijzondere gelegenheid gegeven, het ander veellicht als eenbroederschap of byzondere Vereeninging van personen voor de leeff-tydvan een Vorst ingesteld, mogen beschouwd worden , komt het den Raadvoor dat de aandenzelven toegezondene Insignia zouden beantwoordenaan de Staat van zaken Zaken…..enz. >>. Een afwijzing met inhoudelijke kanttekeningen.

Twijfel over het bestaan van de Orde wordt hierduidelijk aangegeven, maar het is geen verwijzing naar een mythe. Ten tweede komt het woord broederschap of bijzondere vereniging in de regels voor met de geldigheid tot het overlijden van de vorst aan het hoofd van deze broederschap, een grootmeester. De renovatie zou met dit gegeven een ingewikkelde procedure worden. De koning zou geen belang hebben bij een broederschap. Het zou nog moeilijker worden als een bestaande broederschap met draagtekens koninklijk gemaakt moest worden. De aangegeven publicaties van de Orde, zoals die in Rammelsberg te zien zijn in 1744 als jetzt florirende gräfliche Ritterorden, de publicatie in 1784 van Hugh Clark, in his Concise History of Knighthood en het lid van de Staten generaal J.E. Folckeren ridder in de Orde van St.Jacob in 1755, waren niet als bron gebruikt. De uitgaven van Thomas de Rouck uit de zeventiende eeuw bleken een onvoldoende ondersteuning en de afwijzing geschiedt in een dag. Tevens is het opvallend dat maar een model draagteken ontstaat. De ingediende concepten moesten vervangen worden door het op grote schaal ingevoerde Maltezerkruis. Ondanks een eerste afwijzing van het ontwerp voor de Orde van het Bourgondisch Kruis, doen van Spaen la Lecq eerst en daarna Snoukaertvan Schauburg zelfs met 38 artikelen en schetsen. Twee maanden later een nieuw voorstel. De laatste krijgt met zijn voorstellen geen enkele bijval en van Spaen was vernietigend in zijn oordeel.4      Al met al, het Bourgondisch kruis was toch terug te vinden in de Willemsorde en de Raad van State adviseerde na beraad de NederlandseLeeuw als nieuwe civiele orde.


1.d’Artillac Brill, 150, bijlage no. 4.

2.MuseumMeermanno- Westreenianum, 23.

3.Nederlands Adelsboek, 1949, 6, 191-192

4.Archief baron van Spaen la Lecq, Hoge raad van Adel


Ga verder naar de negentiende eeuw en de Orde van St. Jacob












Our Services

SERVICE ITEM

Provide better descriptions to let your audience know your services better.

SERVICE ITEM

Provide better descriptions to let your audience know your services better.

SERVICE ITEM

Provide better descriptions to let your audience know your services better.

About

Excellent service and expertise

Paragraphs are the main building blocks of web pages. To change what this one says, just double-click here or hit Edit text. You can change the style here, too.


Read more

Get in Touch

Business title, Street address, Zip code City, Country
+44 1234 567890
your@email.com