De Orde van Sint Jacob

Een beknopte beschrijving van de Orde van Sint Jacob uit bewaard gebleven archieven en gevonden documentatie

























Afbeelding Floris V met de halsketen

Maskerade 1845, regionaal archief Leiden


SHOH Amstelveen, 2014/2023


Inhoudsopgave:


1. Beschrijving van de Orde van St. Jacob.

2. De gedachten aan een eigen ridderorde.

2.1 Beeldvorming. 

2.2 Wat waren de motieven van Floris V om een ridderorde te stichten?

2.3 Waarom kiest Floris V Sint Jacob als beschermheilige?

2.4 De oprichting van de Orde van St. Jacob met een politiek doel.

2.5 Floris V als eerste grootmeester van een ridderlijke orde.

3. De ordeversierselen.

3.1 Symboliek van schelpen en pelgrim.

3.2 De bronnen.

4. Historiografie.

4.1 Het ridderen en de beperkte documentatie;

4.2 De zestiende eeuwse geschiedschrijving.

4.3 De zeventiende eeuwse geschiedschrijving.

4.4 Christofoor Butkens.

4.5 De Cisterciënzer monnik Butkens is vaak bekritiseerd.

4.6 Aubertus Miraeus (le Mire) een tijdgenoot van Butkens.

4.7 Marcus Zuerius Boxhorn.

4.8Oorkonden ridderen ridderslag ridderadel ridderschap en adelsbrieven.

4.9 De reformatie en de Orde van St. Jacob.

4.10 Geschiedschrijving in de Verenigde Zeven Provinciën.

4.11Het koninkrijk der Nederlanden.

4.12 Samenvatting eerste deel.

5.Discussie en geschriften over de Orde van St. Jacob in denegentiende eeuw.

5.1 Het begin van de eeuw en de Napoleontische erfenis.

5.2Literatuur in de negentiende eeuw met betrekking tot ridderorden.

5.3De eerste voorzitters van de Hoge Raad van Adel en hunambtstermijn.

5.4.Over het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Koninklijk Nederlands Instituut                                                             van Wetenschappen, (KIW en KNIW) de Gids, de archieven en de bewerking hiervan.

5.5 De Hoge Raad van Adel.

5. 6 Conclusie.

6.Literatuur.

7.Tijdschriften.



Beschrijvingvan de Orde van St. Jacob

1.1  Inleiding en verantwoording

Is de Orde van St. Jacob nog steeds het spook dat waarheden in de vaderlandse historie bedreigt? Of is het een waardevol onderdeel van deze geschiedenis? Een beknopte beschrijving van de Orde van St. Jacob uit bewaard gebleven archieven en documentatie kan het antwoord hier op geven.

De Orde van St. Jacob in Holland ofwel ‘de Orde des graven Floris Vin Holland’ is opgericht als een politiek en machtsideaal en nadien voortgezet als ridderideaal. Aan de hand van een inhoudsopgave worden de belangrijke historische gegevens die het ontstaan onderbouwen en een bijdrage kunnen leveren tot aanvaarding van de oudste Nederlandse Ridderorde nader in dit artikel toegelicht. Getracht wordt de bronnen te verdedigen en een verweer te geven tegen vooringenomenheid van historici die slechts napraten en weergegeven feiten negeren. De historie van de Orde is een puzzel die bereidheidvan belangstellende onderzoekers vergt om steeds te blijven zoeken naar bronnen. In de oudste bronnen van Reigersbergh en Petit wordt verteld dat er ridders aan de graaf zijn verbonden die als dragers van de Orde des Graven zijn, gekenmerkt door een gouden halsketen met vijf Jacobschelpen en een afbeelding van St. Jacob. De schrijvers inde zeventiende eeuw beschrijven de stichting van een ridderorde en een daarbij gehouden toernooi en de namen van de eerste twaalf verbonden ridders. Een lijst van opvolging en aanvullende documentatie van ridders is in het archief van de Souvereine Orde van St. Jacob in Holland aanwezig. Deze gegevens zijn slechts in geringe mate beschikbaar, veel ontbreekt door verlies of diefstal. Een deel van het archief is in de twintigste eeuw in geringe mate hersteld. Na een inleiding over motieven tot de vorming van een eigen ridderorde volgt een overzicht van de oudste bronnen. In het besproken materiaal van de achttiende en negentiende eeuw komt de discussie aan bod met voor en tegen argumentatie over het ontstaan van de Orde van St.Jacob.


Ter verantwoording:

Voor de samenstelling vandeze verhandeling is gebruik gemaakt van alle verworven literatuuruit het archief SOSJH1en bronnen die via Google Books uit universitaire centra in de wereldzijn weergegeven. De documenten waren volledig leesbaar en al het beschikbare materiaal is in archief opgeslagen. De ingebrachte documentatie biedt voldoende bewijs dat de Orde van St. Jacob is opgericht, desondanks weigeren vele historici er aandacht aan te besteden omdat het een uitgemaakte zaak lijkt en er geen directe bron aantoonbaar is. De vele persoonsnamen die gebruikt zijn vormen zeker een moeilijkheidsgraad in het lezen van de gegevens. Deze zijn bewust gebruikt om aan te geven dat er zeer veel personen bij de oordeelsvorming over de Orde van St. Jacob betrokken zijn geweest.


The past is everything that has even happened before now. History iseverything that we can show has happened before now.


A.H.C. de Bruijn


-----------------------------------------------------

1. Afkorting; Souvereine Orde van St. Jacob in Holland


2. De gedachten van een eigen ridderorde


2.1 Beeldvorming


Hoewel de oprichting vande Orde van St. Jacob, als een schitterend hoogtepunt uit devaderlandse historie beschouwd kan worden is deze toch met enigeregelmaat een bron van ergernis en discussie geweest. Anderzijds kanmen ook denken waarom Nederland niet zou mogen beseffen dat óók zijeen graaf had, wiens vader Rooms-koning was, voorbestemd tot keizeren dat zijn zoon kans had eveneens de vorstelijke weg in te slaan.Juist in die tijd zou bij een dergelijke grafelijke doorluchtigheideen eigen ridderorde uitblinken.1Floris zelf achtte de tijd rijp om een eigen ridderorde op terichten, waarmee hij zijn eigen verhevenheid boven die van zijnonderdanen wilde aangeven (machtsideaal). De instelling van eenridderorde ging gepaard met veel pracht en praal en voor het laatstwas de pracht en praal van deze ridderorde te beleven in de‘Maskerade’ in 1845 en later deels in 1885 te Leiden, toen demiddeleeuwse ridders van de Orde van Sint Jacob na eeuwen weer in hetdaglicht verschenen.

Alles voelde zó echt dat het leek alsof Floris V zich weer als graaf van Holland en Zeeland onder het volk toonde.2  De afbeelding toont de optocht der ridders van St. Jacob 1845. Floris V rijdt in het midden van de stoet.

























Optochtvan de H.H. Studenten der Leydsche Hoogeschool, gehouden 8 februari1845, voorstellende de optocht van Floris V met de pas geslagen St.Jacobsridders naarhet door hem, bij de instelling van de orde gegeven toernooi de ’s-Gravenhage in het jaar 1279. Collectie Regionaal Archief Leiden,1845, Immerseel Mounier.

--------------------------------------------------------------------------

1Eickels, Wi Florens,47-49, na de dood van Willem II herstelde de afstandelijk geworden verhouding tot het Duitse Rijk niet. Kansen op een koningschap in Schotland waren gering.

2.Weleveld, Beknopte genealogische aantekeningen betrekkelijk de Hollandse edelen welkecbij de instelling der ridderorde van St. Jacobsbroederschap door graaf Floris V tot ridder zijn geslagen 1845.


Floris is gehuld in een kolder van goud gele maliën en rode hermelijnen mantel, te paard gezeten, zo vormt hij het middelpunt van de stoet. De rode Leeuwen zijn de onderscheidingstekens van grafelijk Holland. Om zijn hals hangt het draagteken van de Orde van St. Jacob en op zijn hoofd siert een rode baret met korte pluim. Zo rijdt hij in de stoet terwijl het volk hemtoejuicht.


2.2 Wat waren de motieven van Floris V om een ridderorde te stichten?


In het zoeken naar een antwoord op deze vraag is er gelegenheid tot een aantal overwegingen. Floris was in 1277 geridderd door de hertog van Brabant, dit gaf hem het recht te ridderen. De vorming van een ridderorde betekent een aantal ridders bijeen brengen onder gezag van een leidsman en samen met de vorst in te zetten voor een doel. Wilde hij een ridderorde oprichten vanuit idealistische motieven zoals strijd voor het geloof en de kerk, naar voorbeeld van de geestelijke ridderorden? Alle ridderorden kregen in de middeleeuwen een schutspatroon. Floris V koos als beschermheilige St. Jacob, een krachtig verdediger van het geloof, in de Bijbel genoemd als de meerdere en een geliefd apostel.Deze naam was niet onbekend in zijn tijd. Sint Jacob behoorde tot een veel aanbeden heilige en was voor pelgrimgangers onmisbaar. Dit zou de Orde fraai sieren echter pelgrimage was meer een individueel doel en geen gezamenlijke onderneming. Het veronderstelde vermoeden dat de Orde diende ter bescherming van pelgrims is historisch nooit bewezen. Floris had zijn handen vol aan binnenlandse aangelegenheden zoals hetv erweer tegen de opstandige Friezen. Kruistochten en pelgrimages kwamen op een lager plan. Eerst moest Floris zijn binnenlands bestuur organiseren. Na de val van Akko in 1291 blijft een kruistochtgedachte bestaan. Floris schenkt in 1295 aan ’s Gravenzande land ten behoeve van een eventuele kruistocht.1


2.3 Waarom kiest Floris V Sint Jacob als beschermheilige?


Traditioneel werden ridderorden opgericht met een beschermheilige. Floris koos een veelzijdig heilige en gebruikte de schelpen in de eretekenen als aansluitende symboliek. Pelgrims naar Frankrijk en Spanje kennen maar één beschermer de apostel St. Jacob en gebruiken schelpen als pelgrimstekens. St. Jacob was een uiting van sterkte en gezag, een uitstekende keuze voor een ridderorde.

De naam van St. Jacob was in ’s Gravenhage geen onbekende. St. Jacob is beschermheilige van den Haag. FlorisV heeft ook de houten Haagse St. Jacobskapel in 1280 vervangen door een houten kerk. De kerk lag op een belangrijk kruispunt van wegen.Een brand in 1574 vernietigde alles en de kerk werd herbouwd tot Grote of St. Jacobskerk. Had Floris V vernomen van de kroniek van Pseudo-Turpijn, die beschrijft hoe Karel de Grote beschermd wordt door de apostel Jacobus in de strijd tegen de Saracenen, en hem vraagt de St. Denis kerk te bouwen? 2 Een voorbeeld voor Floris V?  Dit vrijelijk associëren brengt ons niet verder. De instelling van een militaire orde zoals de in 1170 opgerichte Spaanse Militaire Orde van St. Jacob en het zwaard met het doel voor het christelijk geloof te strijden, behoorde niet tot de motieven van Floris. Het gravenhuis van Floris  was niet intensief bij de kruistochten betrokken zoals zijn voorgangers. Er zijn nog meer afwegingen: diende een ridderorde tot steun voor het verlies van zijn jong overleden vader in de strijd tegen de opstandingen in West- Friesland die zijn vader zowreed hadden gedood? Dit motief zou Floris kunnen bewegen voor een militaire orde te kiezen er was zeker strijd te leveren tegen de omringende bevolkingsgroepen.

----------------------------------------

1.Historisch archief Westland.

2.Pseudo-Turpijn, kroniekschrijver twaalfde eeuw Brabant.


Afbeeldingen van ridders van de Orde van St. Jacob worden in buitenlandse literatuur afgebeeld in militair tenue, toch weten we dat er geen sprake is geweest van het oprichten van een orde voor militaire doeleinden. Een andere overweging was een orde in te stellen ter ere van zijn huwelijk met Beatrijs van Vlaanderen1en dit brengt ons terug naar het vaak aangegeven stichtingsjaar 1279. De huwelijksdatum is ook niet zeker en blijft een discussie onderhistorici.2 Het huwelijk van Floris V met Beatrijs van Vlaanderen uit het Huis Dampierre was een politieke daad en een bekende gewoonte onder de adel. Toch moeten , vrijwel zeker politieke motieven zijn geweest, die besluit tot het oprichten van een orde vorm gaven. De Clerc uten laghen landen vertelt in de Kroniek van Hollanddat er ten gevolge van oorlogen en een grote epidemie nog maar weinig ridders in Holland en Zeeland overgebleven waren, naast nieuwe ridders uit de lagere stand te verheffen, wilde Floris bedenken op welke wijze hij ridders kon aantrekken om de ridderstand te verhogen? Zou hij hierin slagen? Er werden twaalf als eersten in de Orde opgenomen.


2.4 De oprichting van de Orde van St. Jacob met een politiek doel.


Deorde werd opgericht in een tijd dat het politieke klimaat er rijp voor was. De officieel aangehouden stichtingsdatum van de Orde is 1290. Dit komt beter overeen met de verwikkelingen van Floris en zijn vazallen. Het spanningsveld met Gijsbrecht van Amstel en Hugo van Vianen was verdwenen en met de verbintenis in een Orde meende Floris eer en vertrouwen te combineren. Ook past dit jaartal beter in zijn buitenlandse politiek zoals het verstevigen van diplomatieke relaties in Schotland en Duitsland. Floris bereikt het hoogtepunt va nzijn macht en toont dit heel duidelijk.

In de Orde werden twaalfridders ingezegend door bisschop elect Jan van Nassau. Twaalf als he tbeeld van de apostelen rond de Heer. De ridders waren; Lancelot, heervan Hamilton, Godevaert, heer van Boichholt, Henderick, graaf van Hennenberg, Dierick, graaf van Cleve, Dierck, heer van Brederode, Jan VII heer van Heusden, Jan IX, heer van Arckel, Otto van Arckel, heer van Asperen en Heusden, Dirk, heer van Lijnden, Jacob, heer van Wassenaar, Gijsbrecht, heer van Amstel en Hugo, heer van Vianen. Deze eerste edelen die Floris V in zijn orde opnam behoorden tot de voornaamste adellijke geslachten en ontvingen de eer als een beloning voor hun verdienste en trouw in voldane plicht. Zij behoorden nu tot een zeer selecte verheven groep. Het was niet alleen een gunst van Floris maar een wel overwogen slimme zet door met de gepaste eer een aantal lieden in te palmen en  hen met een eed van trouw aan zich te binden. Deze eed zou de kans op tegenwerking verkleinen. Ook de opname van hoogwaardigheidsbekleders kan gezien worden als een handeling tegen het gegroeide beeld dat hij een ‘keerlen God’ was, een god van derijke boeren, die wel het ridderschap konden betalen maar geen statushadden. De naam die latere schrijvers 3 gebruikten om aan te geven dat de edelen beledigd waren dat Floris ook niet adellijken ridderde.

Lid zijn van de Orde was een uithangbord voor buitenlandse vorsten en hiervoor werd de graaf van Hennenberg gekozen. Hij was afgezant van de aartsbisschop van Keulen en de beschermheer van de Duitse Orde, die al talloze privileges en tol vrijheden bezaten in de Hollandse gebieden.


1.De Roever en Dozy, Hetleven van onze voorouders, deel 2, 175. Tot ons gekomen berichten betwijfelen de instelling vaneen ridderorde van St. Jacob in 1276 ter ere van het huwelijk met Beatrijs van Vlaanderen.

2.Hugenholz, Floris V,45. Hij bestrijdt 1279.

3.Scriverius,Beschrijvingen der graven van Holland, 514


De invloed van de Duitse keizer Rudolf als leenheer, Floris was zijn leenman, verminderde snel in de tweede helft van de 13e eeuw en het was verstandig vrienden te zoeken in de Duitse gebieden. Over zee zocht hij Hamilton, ambassadeur van de koning van Schotland. Floris die nog in de waan leefde om koning van Schotland te wordenonderhield zo zijn contacten.

Om Holland heen zocht hij verder; in het hertogdom Gelre, in het oosten, waren de ridders van Arckel,van Lynden en van Kleef en van Heusden in Brabant. Jan van Wassenaar in het zuiden van Holland, Brederode in het noorden. Opvallend is dat er geen benoemde ridders uit Vlaanderen benoemd worden. Zijn schoonvader met wie Floris ondanks zijn huwelijk al jaren opgespannen voet leefde over de leenhoogheid van de Zeeland-bewester-Schelde (de gebieden Walcheren en de Bevelanden,) en die hij liever wilde inlijven werd niet in de Orde opgenomen. Wat betreft Zeeland waren de heren van Borssele en van Renesse de eersten die zouden volgen, echter er was te veel onmin tussen Holland en Zeeland  in die tijd. Met van Heusden had Floris een afhankelijkheid als leenman gecreëerd binnen Brabant. De hertog van Brabant was de leenheer van Jan van Heusden.                  In Gijsbrecht zag Floris toch de machtigste tegenstander die hij met een ridderorde wilde binden na de verzoening en de vijf jaren hechtenis van de Amstels na hun opstand tegen elect Jan van Nassau.1 Floris V moest iets ondernemen om de gunsten van de edelen te herwinnen. Begin 1290 is Gijsbrecht van Amstel een van de belangrijkste Stichtse leenmannen 2


2.5 Floris V als eerste grootmeester van een ridderlijke orde.


Floris V ontving tijdens de plechtigheid als eerste de ketting uit handen van Jan van Nassau en vervolgens installeerde hij zijn benoemde ridders. De twaalf waren voor hem gelijk. De leden leggen de eed van trouw af aan de grootmeester. In de regeerperiode van Floris bestonden rondom Holland andere orden.3 In geestelijke ridderorden beloven ridders armoede trouw en kuisheid. De riddereed heeft een specifieke doelstelling; het omvat ondersteuning van zwakken en armen als ideaal. De Orde van St. Jacob is geen geestelijke ridderlijke orde. In een middeleeuwse ridderlijke orde gaat het om een toegevoegde waarde aan de status van de ridderen, de belofte trouw de grootmeester te dienen, te volgen en geen leengoederen te ontvreemden. In ridderlijke orden kent men voor taken rangen; de grootmeester wordt bijgestaan door de maarschalk en de kanselier. De ridders vallen onder gezag van de commandeur de gezagdrager in de commanderijen die verspreid zijn over het land.Commandeurs staan onder gezag van de grootmeester. In hospitaalorden was het toetreden van dames mogelijk die zich als zusters  voor armenzorg inzetten en verpleegkundige taken hadden.

In de dertiende eeuw kenden de graafschappenslechts enkele ridderorden. Naar de uitkomst van literatuur onderzoekmoet Floris V alleen kennis gemaakt hebben met de Orde van Sint Jan,de Duitse Orde en de Tempeliers.  Afbeeldingen van Floris V diein zijn tijd gemaakt zijn bezitten musea niet. Helaas zijn de laatste afbeeldingen van het gravenhuis met het slopen van de hofkapel op het Binnenhof door renovatie verloren gegaan. De vroegste tekening dateert uit de vijftiende eeuw en deze is niet levensecht.5 Hierdoor zijn we aangewezen op geschriften en afbeeldingen uit de zeventiende eeuw, waarin geschiedschrijving en boekdrukkunst zich verder ontwikkelden en een basis gingen vormen voor overdrachtelijke historie.



1.Histoiregénérale des Provices-Unies/Dujardim.Après avoir effayé inutilement de regagner l’affèction desSeigneurs, il fe       perfuada que l’honneur étant le foible desgrandes armes, 2.10-211.

2.Daniel Willinks Amstellandse Arkadia, 1737, 78. Het gebied van de Amstels was ingenomen.

3.De Bruijn, de dertiende eeuw en andere ridderorden.

4.Baron d’ Yvoy van Mijdrecht meent ook hier te moeten bewijzen datdeze orde niet bestaan heeft. Verhandeling 1824.

5.Hendrik van Heesel (overleden 1470) Heraut van Gelre wapens enhandschriften.


3. De ordeversierselen


Deeerste grootmeester droeg een schelpenketting gemaakt van vijfjakobsschelpen, dit is ontleend aan de gegevens van Reigersbergh(1555) en Boxhorn (Toneel ofte beschryvinge der steden vanHollandt 1634). De Franse literatuur toont alleen de vijfschelpen met medaillon naar voorbeeld van Adriaan Schoonebeek. In Nederlandse afbeeldingen van zeventiende en achttiende eeuw zijn afbeeldingen vanzeven schelpen te zien zoals afgebeeld in Thomas de Rouck, een heraldicus uit de zeventiende eeuw. Andere literatuur toont In devorm van de negentiende eeuw een ketting met twaalf schelpen ter erevan de twaalf eerste ridders, met de H van Holland er tussen geschakeld. Om het familiewapen van Dirk II van Lynden, een van de eerste St. Jacobsridders hangt de keten zoals die in het werk van Butkens is opgenomen.1 Wapens die in de Ridderzaal hingen zijn verloren gegaan.2 In Zeeland bevindt zich het wapen van Nicolaes ridder van Souburg. Een ridder die beschreven is in het archief van St. Jacob.3 Het is een kruis beladen met 5 Jacobsschelpen. Souburg heeft als wapen, de burcht, dat in 1842 door de Hoge Raad vanAdel is bevestigd. Het aangegeven wapen was aanvankelijk geen familiewapen maar een ridderwapen. Er bestaan een aantal familiewapens met Jacobsschelpen die echter niet met de Orde van St.Jacob in verband gebracht kunnen worden.


3.1 Symboliek van schelpen en pelgrims.


De voorvaderen van FlorisV gingen niet naar Santiago de Compostela maar gingen wel op pelgrimstocht naar het Heilig Land, de zoon van Dirk VI werd onderweg geboren en kreeg de naam Peregrinus (pelgrim).

Sinds de middeleeuwen is er een verband met St. Jacob en de schelp ontstaan, de reden hier vanis nooit zuiver beschreven, mogelijk dat de schelp langs de kust de richting aangeeft en de mooiste uitleg is de metafoor dat de lijnen (ribben) van de Jacobsschelp pelgrims routes zijn die allen in een punt bijeen komen.


Wapen Dirk van Lynden

Annalesgénéalogiques de la maison de Lynden

(Butkens Antwerpen 1624)













Verschillende vormenvan een schelpenketting (rechts)

  1. Keten met een schelp, uitsluitendom het medaillon te tonen door E. Dambreville,
    Abrégéchronologique de L'histoire des Ordres de Chevalerie, (Parijs1807).p. 99-100, pl.VI.

  2. Keten met vijf schelpen doorL’Abbé Giustiniani, Heliot, Schoonebeek e.a.
    In Histoire desordres militaire ou des chevaliers.(Parijs 721)

  3. De twaalfschelpen in de ketting, Clark, H, Concise History of Knighthood.(London 1784)



3.2 De bronnen


Een Cisterciënzer monnikChristofoor Butkens (1590-1650) stelt de Annales généalogiques de la maison de Lynden, samen, waarin Dirk II vanLynden genoemd wordt als St. Jacobsridder. Butkens toont een preuve(bewijs) uit een charter opgemaakt in een rood leren toernooiboek van de graven en op bladzijde 220, zijn de twaalf ridders van de Jacobsorde en de kampioenen weergegeven. Aubertus Miraeus (deMire) een achtenswaardig geestelijke bibliothecaris van het kapittelvan de Kathedrale kerk later deken van de O.L.V. kerk te Antwerpen en Marcus Zuerius Boxhorn vormen de hoofdrol spelers met hungegevens als secundaire bron voor de Orde van St. Jacob. In de historiografie zal dit uitvoerig aan bod komen.









Wapen geslacht van lynden

Bron:van Lyndenstichting


Historie


Heervan (half) Lienden, Lynden, Lijnden

Voor zover bekend voert het geslacht Van Lynden ons terug naar circa 800 jaar na Christus. In die tijd reist een jongere zoon van de Italiaanse markgraven d’Este (later hertogen van Ferrarra en Modena) af naar Lotharingen. Daar aangekomen verwerft hij heerlijkheid Aspremont.

Zijn afstammeling, Arnold, trekt samen met Godfried van Bouillon ter kruisvaart en daarna wordt hij heer van (half) Lienden. Dit alles is genoteerd in 1626 door de monnik C. Butkens in opdracht van Ernest van Lynden, rijksgraaf van Reckheim. Hoewel aan het bestaan van sommige akten waarop Butkens zich baseert getwijfeld wordt (met name aan het al dan niet bestaan van een ridderorde, genaamd St. Jacobs Broederschap en dus de officiële geschiedschrijving geen waarde hecht aan het  Butkens document), wordt de geloofwaardigheid van het bestaan van de heer van(half) Lienden niet aangetast. Het werk van Butkens is bovendien zo mooi, dat er een exemplaar te bezichtigen is in het Plantijn-Moretus museum te Antwerpen.


4. Historiografie


4.1 Het ridderen en de beperkte documentatie in de Lage Landen


Ridderdiploma’s uit de veertiende eeuw zijn in de Nederlandse archieven niet bekend. De ridderslag was bewijs van het ridderdom en het feit dat de omgeving op de hoogte was van de verheffing, was voldoende bevestiging. De overgebleven bewijzen van ridderschap zijn de ondertekende en gezegelde oorkondes, die veelvuldig in archieven terug te vinden zijn. Geschiedschrijvers Buchelius en Scriverius hielden het beheer overvele bronnen in de zeventiende eeuw. Daarnaast kent de Nederlandse geschiedschrijving talloze in de oudheid opgestelde kronieken. Kronieken worden in het algemeen niet meer als bron betrouwbaar geacht omdat zij te veel ten voordele van de opdrachtgever schreven. Maar niet alle inhoud is onwaarheid. De Divisie kroniek opgemaakt in 1517 en de Chronijk van Holland uit 1740, met handschrift uit 1316, beschrijven ”het ridderen van veertig rycksteende oirbare Huysluiden op eerste kerstdag in die hoege Sael in den Haege“ (de Ridderzaal). Er is geen reden om dit beschreven feit als onwaar te zien. Floris V deed waar hij zin in had.

Scriverius zo kritisch op Butkens, neemt wel de Cronijk van Holland over in het Oude Goudtse Kronycxken, maar de Orde van St. Jacob laat hij weg. Directe bronnen over de Orde van St. Jacob ontbreken meestal, de kroniekschrijvers geven alleen de vermeldingen evenals de historieschrijvers.

De ridderslag met zwaard is eind dertiende eeuw ingevoerd. De oorspronkelijke ceremonie voor het ridderschap, de zwaardomgording, zal in de eeuwen daarna in betekenis af nemen. De ridderslag staat symbool voor de toetreding tot een hogere klasse, ook een fenomeen dat zich in de loop van de dertiende eeuw zich meer ontwikkelt. Ridderorden, bestaande uit een groep van gelijkwaardige ridders, ontstaan in Europa voor het eerst in de twaalfde eeuw, vaak in samenhang met de kruistochten. Er is een eed van gehoorzaamheid aan de grootmeester afgelegd. Deze ridderorden kenmerken zich door hun werkzaamheid voor een doel. Zij dragen gelijke kleding en op hun kleding brengen zij gelijkvormige ordetekenen aan. De Orde van St.Jacob kende alleen de schelpenketting met het medaillon van St.Jacob. De in de ridderorde opgenomen leden droegen hun eigen wapens op de kleding.


4.2 De zestiende eeuwse geschiedschrijving


Voor de Orde van St.Jacob is Jan Janz. Reigersbergh (1555) als kroniekschrijver van belang. Hij vermeldt in Dye kroniek van Zeeland zonder enige bijbedoeling, dat Zeeland een aantal voorname edelen kende:

Op desen tijdregneerden eñ waren fluere/dye heere van Borsselen metterzuylen/heeren vanante Martensdijck ende van sommige polders en heerlichenfen int lant van voorne. Heer Francke van Borsselen/dievanden ondersten heerê van Borsselen ghecomen was/heerevanMonstere /Heere Pauwels van Borsselen/heere van Brigdamme endevan Soutelande/Wolffaertvan Borsselen /heere van die polders vanNoordwalcheren /Zandijck/ende van tdorpken van derVeere heeft altijt die edelste van wapenen in Zeelandt geweest/maer noytHeere vâ Borsselenby zuydt bevelant. Heer Jan van Renisse/heere van Moermondt in Schouwen/heere Dadijnvan Cruninghen in zuydtbevelant. Dese voorghenoemde waeren dye principaelste heeren op die tijt in Zeelandt/die de oorden des graven droeghen/dwelcke doen ter tijt was eene guldenhalsbandt met Sint Jacobs schelpen/daer under ûnt Jacobhangende.

Jan Reigersbergh belicht hier het draagteken met de St. Jacobsschelpen en de opgenomen Zeeuwse ridders van de Orde van      St. Jacob. Helaas vertelt hij ons niet meer. De naam Dadijn van Cruijningen is omstreden en naar men vermoed overgenomen uit het Gouds kroniekje (1478) en hiermee wordt Jan bedoeld. In het hoofdstuk ontbreken belangrijke data die kunnen verklaren waarom Wolfaert van Borsselen toch in de Orde opgenomen werd, na een zoen in 1291, 1296 of was dit voor 1290?      De meeste aangegeven ridders dateren van voor 1300. Hoe de afbeelding van St.Jacob er uitziet als ruiter, hangende aan een halsband met Sint Jacobschelpen, of dat hij afgebeeld is als pelgrim blijft gissen. Nader op te merken valt dat niet Butkens, maar Boxhorn de gegevens van Reigersbergh zal gebruiken in zijn werk. Hij ontleent zijngegevens uit het Register der Ridderschap.


4.3 De zeventiende eeuwse geschiedschrijving


Jan François le Petit beschrijft in 1601 het gedragen collier, dat aangeduid wordt als de Orde des graven. Dit is een afbeelding van St. Jacob met schelpenketting en tevens vermeldt hij drie en vijftig Hollandse en Zeeuwse ridders als dragers.4Achter de namen van de heer Borssele, de heer van Brigdam, de heer van Zandwijk, de heer van Veere, de heer van Moermont en Schouwe, Jan van Renesse en Dadyn van Cruiningnen staat:’’tous lesquels portoyent l’ordredu Comte qui eftoit un collier dór entrelaffe de coquilles, avecl’image de St. Jacques y appendante’’. Zou Le Petit een respectabel historieschrijver uit Dordrecht bewust een grove overdrijving of valsheid schrijven? Zou hij de ridderadel ten tijde van Floris V in een fantasie beeld als dragers van de schelpenketting met het draagteken van de orde des graven willen aanduiden? Dit wordt niet aannemelijk geacht. Kritiek hierop van Scriverius of Buchelius is nergens beschreven. Le Petit geeft veel aandacht aan de betrokken ridders maar is selectief. In de opsomming komen van de eerste twaalf ridders van de Orde van St.Jacob, zoals die weergegeven zijn, door tijdgenoten Butkens (1626),Miraeus (1629) en Boxhorn (1632); alleen Hendrik van Hennenberg, Jacob van Wassenaer, Gijsbrecht van Amstel, Jan van Arkel, Dirk van Brederode, Hugo van Vianen en Otto van Asperen voor. Het werk van Le Petit is in 1601, eerder dan dat van de genoemde tijdgenoten uitgebracht en hij heeft alleen weet van de Zeeuwse ridders via Reigersbergh of heeft hij ook het boek der Ridderschap ingezien? 


Een andere historieschrijver Wouter van Gouthoven geeft in 1620 D’ Oude Chronijcke Historien van Holland (met West Friesland van Zeeland en van Utrecht) uit met een opsomming van veertig Hollandse ridders.1 Behalve Wolfaert van Veere en Jan van Renesse vermeldt hij de andere Zeeuwse Ridders maar het draagteken van de Orde des Graven niet. Zijn boek is op de Divisie – kroniek van Cornelius Aurelius uit 1517 gebaseerd en hij heeft de lijst letterlijk overgenomen. Ook van Scriverius neemt hij lijsten uit Beschrijvinghe van out Batavien2 over die de Divisie – kroniek in bewerking had genomen om deze als de meest betrouwbare bron te beschouwen. Van Gouthoven vraagt zich af of de ook door hem vermelde veertig rijkste eerbaarste huisluyden, die het ridderschap van de Graaf van Holland ontvingen en die financieel in staat waren het ridderschap te dragen, wel door een graaf of hertog als huisluyden geridderd konden worden? Een dergelijke daad zou vanuit Gods wegen alleen door de roomse keizer, paltsgraaf of door zijn directe gezanten gegeven kunnen worden. In de daarop volgende alinea’s komt een opsomming van de zes en veertig ridders die vanuit hun adellijke geboorte altijd geridderd werden en beschouwt hen als een legitieme groep. Hij opent hiermee de veronderstelling, die ook door historieschrijvers zoals Scriverius wordt gegeven n.l.; dat deze edelen zeer ontstemd waren over deze in hun ogen onrechtmatige daad van een graaf die denkt dat hij God is, met de bekende opmerking: “der keerlen God”. Beschouwden van Brederode, van Wassenaar en de andere ridders uit de Orde van St. Jacob hen als te min voor een ridderorde? Het blijft uiterst merkwaardig dat van Gouthoven zo strikt overeenkomstig met Scriverius schrijft, die niet en andere schrijvers zoals Petit en Boxhorn de Zeeuwen duidelijk vermelden.


1.Van Spaen Inleiding tot de historie van Gelderland, deel III, 441, (1804)

2.Ook van de later buitgemaakte Spaanse vaandels zijn vergaan.Schilderij Dirck van Delen Ridderzaal (1651).

3. Zeeuws genootschap der wetenschappen. Archief vroegere en lateremededelingen, 25- 26. ( Middelburg 1859). Dossier van Brienen namenuit de bibliotheek van het Carmelietenklooster, de St. Jacobs Ridderen.

4. Le Petit, 237

5. Gouthoven, 341,347

6. Smit, regionaal archief Dordrecht.


De eenenvijftig  ridders van J.F. Petit (1601)

Jeanvan Holland
Hendrik graaf van Hennenberg
Didier vanBrederode
Willem van Teylingen
Jan van Heusden
Jan vanHeesbeen
Arnold heer van der Sluis
Jan van Arkel
Huguer Buterman heer van Bottersloot
Jan van Heuckelom
Otto vanAsperen en Accoy
Peregrin heer van Leerdam
Albert heer vanVoorn
Henry burggraaf van Leiden
Jaques van Wassenaar
Didiervan Teylingen
Nicolaas de Persyn heer van Waterlandt
Simon vanHaarlem
Gijhsbrecht van Amstel
Arnoult van Amstel
Herman vanWoerden
Jan de Leck heer van Polanen
Hugo van Vianen
Gijsbrechtvan IJsselstein
Wolfert heer van Veere Jan van Renesse

De Witte van Haamstede
Nicolaas heer van Putten en van Strijen
Willem van Egmond
Gerard van Egmond
Boudewijn van Naaldwijk
Jaques vander Woude
Arnoult van Heemskerk

Gerard van Velzen Gerard van Heemskerk
Hendrik van Heemskerk
Didier van der Goude
Didier van Raaphorst
Gerardvan Raaphorst
Hugo van Craelingen
Werembault uit denHaage
Albert uit den Haage
Gerard van Haarlem
Jan vanDoortooge
Floris van Duven.
De voornaamste edelen van Zeeland DeHeer van Borsselen, Heer van Brigdam,
heer van Zandwijk,Heer van Veere. Jan van Renesse,Heer van Moermont en Schouwe
Dadyn van Cruningen,


tous lesquels portoyent l’ordre du Comte qui eftoit un collier d’orentrelaffe de coquilles, avec l’image

de St. Jacques y appendante«.


De zesenveertig Ridders van W. Van Gouthoven (1620)


JonkheerJan graaf van Holland Hendrik, graaf van Hennenberg, Dierck die goedertierenen Heere van Brederode, Willem Heere vanTeylingen,  Jan van Heusden, Jan van Heesbeen, Arent heer van der Sluis broeder des heren van Heusden, Johan van Arckel, Hughe Botterman heere van Bottersloot, Johan Heere van Heuckelen, Otto heere van Asperen en Arrop zijn Broeder Peregrijn heer van Zeverdam en Zevender, Aelbrecht heer van Voorn, Hendrik Burggraaf van Leyden, Jacob van Wassenaar, Dierck van Wassenaar, Dierck van Teylingen, Claes Persijn heer van Waterlandt, Simon van Haarlem. Gijsbrecht van Aemstel,  Arent van Amstel, Herman van Woerden, Jan van der Lek ende Polanen, Gijsbrecht van IJsselstein, Wolfert heer van Veere, Jan van Renesse, Witte van Haemstede Claes heere van Putten en Strijen, Willem van Egmond, Gerrit van Egmond, zoon Bouwen van Naaldwijk, Jacob Woude,  Arent van Heemskerk, Gerrit van Velsen, Gerrit van Heemskerk, Henric van Heemskerk zijn broer, Dierk van der Goude, Dierck van Raephorst en Gherrit zijn broer Hugo van Kralingen, Werenbout Uitenhage, Aelbrecht zijn zoon Gerrit van Harmelen, Jan van der Doortochte, Floris van Duven.


Kort overzicht van bronnen over ridders van St. Jacob in Holland en Zeeland in de 16e, 17een 18e eeuw.

Melis Stoke Rijmkroniek historiografie in Holland door de Anonymus (1280-1282) en de grafelijke klerk Melis Stoke (begin veertiende eeuw) vermeldt geen orde van St. Jacob.                   

        In andere schrijvers zijn aanwijzingen te vinden; Aurelius Cornelius Gerardi Croniek van Holland Zeeland ende Friesland, ook wel Divisie-croniekgenoemd, Jan Severz. Leiden, 1517. Van Reigersbergh, Jan Dye Chronijcke van Zeelandt eerste uitgave in 1551.

Petit Le I. F., Grande Chronique ancienne et moderne de Hollande, Zelande, VVeft - Frife,Vtrecht, Frife, Overyffel & La Groeningen, juques à la fin de lÆAn 1600 Dordrecht 1601.

Mireus Aubertus Opera diplomatica et historica in quibus MDCCIII Brussel1604. Mireus Auberti Opera Diplomatica etHistorica in Quibus ed. Secundo auctior et correctior Johannes Franciscus Foppens, p 441, Bruxxellensis1723. Grimeston, E., A General History ofthe Netherlands London 1609.

Gouthoeven,van W. Chronijcke ende Historien ( met west Friesland) vanZeeland ende van Utrecht (Dordrecht 1620) D’oudeblz. 329 ( 40 ridders) blz. 347 de 40 principaalste ridders. ]

Butkens, Christophorus, o. cist. Preuves Charteret Tittres; Annales Généalogique de la Maison de Lynden, Antwerpen,Cnobbart Jean, 1626, fol.6. Boxhorn.

Marcus Zuerius Tonneel ofte Beschrijvinge des Landts ende steden van Hollandtende West-Vrieslandt, pag. 49, 53-54 Amsterdam 1632,. Boxhorni MarciZverii, Theatrum, sive Hollandiaecomitatus et urbium Nova Descriptio Amsterdam 1632. Met voorwoord van Petrus Scriverius. Boxhorn, Marcus Zuerius, Cronijck vn Zeelandt eertijds beschreven door wijlen d' heer Johan Reygersbergen nu verbetert, ende vermeerdert, Het Tweede Deel. Pag. 89. Amsterdam 1644.

Rouck de, Thomas, De Nederlandtsche Heraultof Adelyk Toneelof HistorischecBeschrijvinge van allerlei Trappen van Adeldomen Ridderlijke Ordens, met haar oorsprong, 1e uitgave Jan Janssen te Amsterdam 1645, 2e uitgave Jacob Volkerrsz teAmsterdam 1672, 3e uitgave Hendrik en Dirk Boom Amsterdam 1673 pag. 162, 295, 296.

Balen, Jans Zoon, Matthys, Beschryving der stad Dordrecht, pag. 722 Dordrecht 1657.

Scriverius, Petrus, Het OudeGoudsche Kronycxken of Historiën van Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt en Uytreght, Hendriksz Boom Amsterdam, 1663, pag. 96-98, (Floris V geridderd), pag. 89, (Witte v. Haamstede geridderd). Geen vermeldingen van de Orde van St. Jacob.

Domselaar, T. van, schrijft een historisch verhaal, van t’leven en dappere krijgsdaden der oude en doorluchtige Heeren van Amstel, deel twee pag. 77-78, Amsterdam 1664. 

Montanus, A. Beschryvinge van Amsterdam haar eerste oorspronk uyt den Huyze der Heeren van Amstel en Amstellant, Amsterdam 1665.

Ashmole,E., The Institution, Laws & Ceremonies of the most Noble Order of the Garter p.103-104. London1672. Ashmole, E.,History of the Noble Order of the Garterand the several Orders of Knighthood exant in Europe,Cap. III Military orders no. 13, knights of St. James of Holland,London 1715.

Schoonebeek,Adriaan, Historie van alle Ridderlijke en Krijgs-orders,Amsterdam 1697, pag. 56, 158 dl.1. deel II pag. 158. Mieris, F. van, Den klerk uit de laage landen by der zee, Chronijk van Holland,nooit voorheen gedrukt, met aantekeningen van Scriverius, Pietervander Eyk, Leiden 1740, p, 162-164. (Handschriftuit 1316). Floris V riddert veertighuislieden.

Guillim, J. Display of Heraldry pursuivant of Arms sixt edition p. 259 London 1724.






































4.4 Christofoor Butkens is de volgende in de rij met zijn o. cist. PreuvesCharter et Tittres; Annales Généalogique de la Maison de Lynden. Dit werk levert voor de Orde van St. Jacob informatieover:

1. Thieri II. DV NOM, Seigneur deLynden, Lede, Oldenweert, Ommeren, &c. Chevalier de l’ordre du Comte d’Hollande. Dit is de later in zijn werk beschreven dat Dirck van Lynden, aan wie Graaf Floris V en elf andere voornaamste heren en hofgenoten zijn orde en ridderschap van St. Jacobsbroederschap gegeven heeft.1Butkens geeft het jaar van oprichting 1290 aan, het jaar waarin hij zich met Amstel en Woerden verzoend had en vrijgelaten werd uit de korte gevangenschap in Biervliet, voor zijn vertrek naar Engeland voor declaim op de Schotse troon in 1291.2

2. Het de onder 18 beschreven Preuven Extrait.

Extract uit feecker boeck ghebonden in quarto/gheintituleert regifter derridderfchap/gheteeckent Nombre vier/fol. 105.

1290 In den jaer ons heeren alfmen schreef duifend ende twee hondert endenegentich/ soo heeft mijne hoege heer Floris Greve van Hollant,Zielant ende Vrieslant open hof gehouden in den Haghe/ ende in vollefalle gegheven sijne Orde ende Ridderschap van St. Jacobsbroederschap /aen twelf de vornamfte Heeren ende Riddferen vandeHofgenoten /die hiernaer beschref="javascript:void(0)"en ftaen/enz.


1. Butkens, Annales de lamaison de Lynden, 88.

2. Montanus 49-54. Amstel totridder geslagen.


3. Het tweede deel bestaat uit:

Extractuyt een seecker boek, ghebonden in aude royden leren overslach geintituleert het Tournoyboek des graven van Hollandt gheschreven in een aut carracter gheteeckent no. 13 ende begint aldus op folio 220:

In 'tjaer voerseyt van MCCLXXXX soe heeft mijn hoeghe heer die Greve de ridderen van seyn broederschap een Tournoy aanghericht, waer beroepen waren de vermarste ridderen van dien tijd, en de campioenen waren weltougherust ende gebardeert elck met hunne wapenen.

>>"Decampioenen waren": Dierck Heer tot Brederode ende droech een gulden schilt met een bloedroodige Lieu, met een blau tonge en crijtsen, met een blauw barensteel, ende riep: Hollandt.

De Tweede Campejoen was: Johan Heer tot Heusden, ende droegh een guldenschilt met een root raderken van een spinnewile, ende riep Cleve.

>>De derde Campejoen was: Heer Dierick Heer van Lynden ende Ter Lee, ende droegh eenen rooden schilt met een vergult Cruijs ende riep, Aspermont.

De vierde Campejoen was Heer Arent Heer tot IJsselstein, ende droech eenen gouden schilt met een swerte plank daarin waerop een cruys van St. Anderies geschaekt van wit en root, en riep: Amstel ’.


Afbeelding C. Butkens, (1644,Rijksmuseum)


4.5 De Cisterciënzer monnik Butkens is vaak bekritiseerd


Butkens is al eeuwen onderwerp van kritiek, ook het boven beschreven werk zoude nodige onjuistheden bevatten. Dat Butkens stukken vervalst heeftwijst niet naar een verband met de hierboven genoemde preuve, het ismeer de algemene verdenking van zijn werk. Hieronder worden een aantal zaken nader beschouwd om de kritiek te doorgronden. Allereerstde beschrijving van de kampioenen (winnaars) in het extrait en hun presentatie. De strijdkreet der kampioenen Dirk van Brederode, Jan van Heusden en Dirk van Lynden heeft geen kritiek ontlokt. Wel wordtd e vierde kampioen onderdeel van latere kritiek. Met de zin dat Arnoud heer van IJsselstein ‘Amstel’ roept wordt bedoeld dat hijde familie-naam Amstel uitroept. Deze aanduiding achten critici een onmogelijke daad, nadere uitleg hierover zal bij de beschrijving vande Orde door Boxhorn aan de orde komen. Andere veelgelezen kritiek is de aanduiding vervalsing, of het ontbreken van vermeldingen van verwijzingen naar contemporaine schrijvers in het werk van Butkens. Butkens achtte zijn bronnen betrouwbaar, is dit naïviteit of deskundigheid? De discussies in de negentiende eeuw tonen aan dat Butkens ook in ere hersteld werd van vermeende vervalsingen.

Veelbesproken is de weergave van Dirk van Lynden die niet bestaan zou hebben. De Annales waren geschreven in opdracht van Ernest van Lynden in 1626 om de genealogie van de familie van Lynden volledig te maken. Butkens heeft deze naam niet verzonnen, maar het totale stuk wordt ook hierop ernstig betwijfeld. Een niet te vinden toernooi boek des Graven kan niet verwijtbaar zijn, wel zou het vinden van dit werk de geloofwaardigheid van de gegevens vergroten. Dat Butkens niet de bronnen van de Clerck, Jan Reigersbergh,(1555) Wouter van Gouthoven en Le Petit heeft gebruikt komt omdat daarin geen enkele concrete aanwijzing is gegeven van een officiële gebeurtenis. Zijn preuve is betrouwbaar te achten omdat hij een onafhankelijke, voor hem betrouwbare bron heeft die meer informatie biedt. De bronnen van Petit en van Gouthoven worden ook niet in hun werken vermeld. Butkens vermeldt in de preuve welduidelijk zijn twee gebruikte bronnen: ”het boek met de rode omslag, aangegeven als het toernooiboek des graven”. Dit geeft uitsluitend de gegevens van het toernooi weer in lettertype 13 en het begint op bladzijde 220. Het register der Ridderschap heeft de stichting van de Orde van St. Jacob gedocumenteerd op bladzijde 105.                           

De vaak gestelde vraag waarom Melis Stoke, de grafelijkegeschiedschrijver van Floris V over het toernooi geen documenten heeft gemaakt is niet te beantwoorden en blijven mysteriën die bijzoveel ridderorden worden aangetroffen. Bekend is dat Melis Stoke een hekel had aan de adel en de bijhorende ridders.

Het is waar dat tijdgenoten van Butkens en latere historici onjuistheden in de werkenvan Butkens hebben aangegeven, met het gevolg dat er achterdocht ontstond over de betrouwbaarheid van de gegevens. Er bestaan aangetoonde valse kronieken1en Buchelius en van Riedwijk zijn sterk tegen Butkens gekant wegens het door hun aangegeven vervalsen van oorkonden en het afbeelden van verzonnen heraldische gedenktekens zoals grafstenen en glas-in-loodramen die in zijn Annales généalogiques de la maison de  Lynden2zijn verwerkt. Onvermijdelijk roept dit op tot kritische beoordeling van de gegevens, maar het is echter niet juist al zijnwerk als een vervalsing te zien en er is geen criticus geweest diezijn beschrijving over de instelling van de Orde van St. Jacob als vals kon bewijzen, hoogstens twijfels kon uiten. Ook is Butkens fel bekritiseerd over zijn documentatie van het geslacht Amstel van Mijnden. Wederom staat dit los van andere documenten die wel een betrouwbare informatie bron bleken te zijn. Dat de geleerde Scriverius in zijn correspondentie met Pontanus de kritiek op Butkens kon overdrijven blijkt uit de verhandeling van Samuel de Wind waarin hij verklaart dat Butkens onterecht beschuldigd werd van vervalsing van Charters en dat onwaarheden niet bewust weergegeven werden omdat het in het verleden nogal  moeilijk werken was met onvolledige stukken als bron.3De schrijvers waren niet gewend hun beperkingen op papier te vermelden, het geheel diende de grandeur.

Baron van Lynden van Hemmen die de verdediging van Butkens in een uitvoerig werk weergaf heeft voldoende aandacht gegeven aan deze problematiek. Zijn werk komt terug in de beschrijving over de literatuur in de negentiende eeuw. In elke discussie blijft cruciaal, het ontbrekende bewijs van de door Butkens en andere beschreven bronnen van het boek der Ridderschap en het toernooiboek, maar dit hoeft niet als onmisbaar worden beschouwd om de gegevens over de oprichting van de Orde te ondersteunen. In vele andere ridderorden ontbreken ook basale documenten.


Ga verder op historieschrijvers en de Orde van St. Jacob






          De Orde van Sint Jacob

Een beknopte beschrijving van de Orde van Sint Jacob uit bewaard gebleven archieven en gevonden documentatie




















Afbeelding Floris V met de halsketen

Maskerade 1845, regionaal archief Leiden


SHOH Amstelveen, 2014/2023


Inhoudsopgave:


1. Beschrijving van de Orde van St. Jacob.

2. De gedachten aan een eigen ridderorde.

2.1 Beeldvorming. 

2.2 Wat waren de motieven van Floris V om een ridderorde te stichten?

2.3 Waarom kiest Floris V Sint Jacob als beschermheilige?

2.4 De oprichting van de Orde van St. Jacob met een politiek doel.

2.5 Floris V als eerste grootmeester van een ridderlijke orde.

3. De ordeversierselen.

3.1 Symboliek van schelpen en pelgrim.

3.2 De bronnen.

4. Historiografie.

4.1 Het ridderen en de beperkte documentatie;

4.2 De zestiende eeuwse geschiedschrijving.

4.3 De zeventiende eeuwse geschiedschrijving.

4.4 Christofoor Butkens.

4.5 De Cisterciënzer monnik Butkens is vaak bekritiseerd.

4.6 Aubertus Miraeus (le Mire) een tijdgenoot van Butkens.

4.7 Marcus Zuerius Boxhorn.

4.8Oorkonden ridderen ridderslag ridderadel ridderschap en adelsbrieven.

4.9 De reformatie en de Orde van St. Jacob.

4.10 Geschiedschrijving in de Verenigde Zeven Provinciën.

4.11Het koninkrijk der Nederlanden.

4.12 Samenvatting eerste deel.

5.Discussie en geschriften over de Orde van St. Jacob in denegentiende eeuw.

5.1 Het begin van de eeuw en de Napoleontische erfenis.

5.2Literatuur in de negentiende eeuw met betrekking tot ridderorden.

5.3De eerste voorzitters van de Hoge Raad van Adel en hunambtstermijn.

5.4.Over het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Koninklijk Nederlands Instituut                                                             van Wetenschappen, (KIW en KNIW) de Gids, de archieven en de bewerking hiervan.

5.5 De Hoge Raad van Adel.

5. 6 Conclusie.

6.Literatuur.

7.Tijdschriften.



Beschrijvingvan de Orde van St. Jacob

1.1  Inleiding en verantwoording

Is de Orde van St. Jacob nog steeds het spook dat waarheden in de vaderlandse historie bedreigt? Of is het een waardevol onderdeel van deze geschiedenis? Een beknopte beschrijving van de Orde van St. Jacob uit bewaard gebleven archieven en documentatie kan het antwoord hier op geven.

De Orde van St. Jacob in Holland ofwel ‘de Orde des graven Floris Vin Holland’ is opgericht als een politiek en machtsideaal en nadien voortgezet als ridderideaal. Aan de hand van een inhoudsopgave worden de belangrijke historische gegevens die het ontstaan onderbouwen en een bijdrage kunnen leveren tot aanvaarding van de oudste Nederlandse Ridderorde nader in dit artikel toegelicht. Getracht wordt de bronnen te verdedigen en een verweer te geven tegen vooringenomenheid van historici die slechts napraten en weergegeven feiten negeren. De historie van de Orde is een puzzel die bereidheidvan belangstellende onderzoekers vergt om steeds te blijven zoeken naar bronnen. In de oudste bronnen van Reigersbergh en Petit wordt verteld dat er ridders aan de graaf zijn verbonden die als dragers van de Orde des Graven zijn, gekenmerkt door een gouden halsketen met vijf Jacobschelpen en een afbeelding van St. Jacob. De schrijvers inde zeventiende eeuw beschrijven de stichting van een ridderorde en een daarbij gehouden toernooi en de namen van de eerste twaalf verbonden ridders. Een lijst van opvolging en aanvullende documentatie van ridders is in het archief van de Souvereine Orde van St. Jacob in Holland aanwezig. Deze gegevens zijn slechts in geringe mate beschikbaar, veel ontbreekt door verlies of diefstal. Een deel van het archief is in de twintigste eeuw in geringe mate hersteld. Na een inleiding over motieven tot de vorming van een eigen ridderorde volgt een overzicht van de oudste bronnen. In het besproken materiaal van de achttiende en negentiende eeuw komt de discussie aan bod met voor en tegen argumentatie over het ontstaan van de Orde van St.Jacob.


Ter verantwoording:

Voor de samenstelling vandeze verhandeling is gebruik gemaakt van alle verworven literatuuruit het archief SOSJH1en bronnen die via Google Books uit universitaire centra in de wereldzijn weergegeven. De documenten waren volledig leesbaar en al het beschikbare materiaal is in archief opgeslagen. De ingebrachte documentatie biedt voldoende bewijs dat de Orde van St. Jacob is opgericht, desondanks weigeren vele historici er aandacht aan te besteden omdat het een uitgemaakte zaak lijkt en er geen directe bron aantoonbaar is. De vele persoonsnamen die gebruikt zijn vormen zeker een moeilijkheidsgraad in het lezen van de gegevens. Deze zijn bewust gebruikt om aan te geven dat er zeer veel personen bij de oordeelsvorming over de Orde van St. Jacob betrokken zijn geweest.


The past is everything that has even happened before now. History iseverything that we can show has happened before now.


A.H.C. de Bruijn


-----------------------------------------------------

1. Afkorting; Souvereine Orde van St. Jacob in Holland


2. De gedachten van een eigen ridderorde


2.1 Beeldvorming


Hoewel de oprichting vande Orde van St. Jacob, als een schitterend hoogtepunt uit devaderlandse historie beschouwd kan worden is deze toch met enigeregelmaat een bron van ergernis en discussie geweest. Anderzijds kanmen ook denken waarom Nederland niet zou mogen beseffen dat óók zijeen graaf had, wiens vader Rooms-koning was, voorbestemd tot keizeren dat zijn zoon kans had eveneens de vorstelijke weg in te slaan.Juist in die tijd zou bij een dergelijke grafelijke doorluchtigheideen eigen ridderorde uitblinken.1Floris zelf achtte de tijd rijp om een eigen ridderorde op terichten, waarmee hij zijn eigen verhevenheid boven die van zijnonderdanen wilde aangeven (machtsideaal). De instelling van eenridderorde ging gepaard met veel pracht en praal en voor het laatstwas de pracht en praal van deze ridderorde te beleven in de‘Maskerade’ in 1845 en later deels in 1885 te Leiden, toen demiddeleeuwse ridders van de Orde van Sint Jacob na eeuwen weer in hetdaglicht verschenen.

Alles voelde zó echt dat het leek alsof Floris V zich weer als graaf van Holland en Zeeland onder het volk toonde.2  De afbeelding toont de optocht der ridders van St. Jacob 1845. Floris V rijdt in het midden van de stoet.

























Optochtvan de H.H. Studenten der Leydsche Hoogeschool, gehouden 8 februari1845, voorstellende de optocht van Floris V met de pas geslagen St.Jacobsridders naarhet door hem, bij de instelling van de orde gegeven toernooi de ’s-Gravenhage in het jaar 1279. Collectie Regionaal Archief Leiden,1845, Immerseel Mounier.

--------------------------------------------------------------------------

1Eickels, Wi Florens,47-49, na de dood van Willem II herstelde de afstandelijk geworden verhouding tot het Duitse Rijk niet. Kansen op een koningschap in Schotland waren gering.

2.Weleveld, Beknopte genealogische aantekeningen betrekkelijk de Hollandse edelen welkecbij de instelling der ridderorde van St. Jacobsbroederschap door graaf Floris V tot ridder zijn geslagen 1845.


Floris is gehuld in een kolder van goud gele maliën en rode hermelijnen mantel, te paard gezeten, zo vormt hij het middelpunt van de stoet. De rode Leeuwen zijn de onderscheidingstekens van grafelijk Holland. Om zijn hals hangt het draagteken van de Orde van St. Jacob en op zijn hoofd siert een rode baret met korte pluim. Zo rijdt hij in de stoet terwijl het volk hemtoejuicht.


2.2 Wat waren de motieven van Floris V om een ridderorde te stichten?


In het zoeken naar een antwoord op deze vraag is er gelegenheid tot een aantal overwegingen. Floris was in 1277 geridderd door de hertog van Brabant, dit gaf hem het recht te ridderen. De vorming van een ridderorde betekent een aantal ridders bijeen brengen onder gezag van een leidsman en samen met de vorst in te zetten voor een doel. Wilde hij een ridderorde oprichten vanuit idealistische motieven zoals strijd voor het geloof en de kerk, naar voorbeeld van de geestelijke ridderorden? Alle ridderorden kregen in de middeleeuwen een schutspatroon. Floris V koos als beschermheilige St. Jacob, een krachtig verdediger van het geloof, in de Bijbel genoemd als de meerdere en een geliefd apostel.Deze naam was niet onbekend in zijn tijd. Sint Jacob behoorde tot een veel aanbeden heilige en was voor pelgrimgangers onmisbaar. Dit zou de Orde fraai sieren echter pelgrimage was meer een individueel doel en geen gezamenlijke onderneming. Het veronderstelde vermoeden dat de Orde diende ter bescherming van pelgrims is historisch nooit bewezen. Floris had zijn handen vol aan binnenlandse aangelegenheden zoals hetv erweer tegen de opstandige Friezen. Kruistochten en pelgrimages kwamen op een lager plan. Eerst moest Floris zijn binnenlands bestuur organiseren. Na de val van Akko in 1291 blijft een kruistochtgedachte bestaan. Floris schenkt in 1295 aan ’s Gravenzande land ten behoeve van een eventuele kruistocht.1


2.3 Waarom kiest Floris V Sint Jacob als beschermheilige?


Traditioneel werden ridderorden opgericht met een beschermheilige. Floris koos een veelzijdig heilige en gebruikte de schelpen in de eretekenen als aansluitende symboliek. Pelgrims naar Frankrijk en Spanje kennen maar één beschermer de apostel St. Jacob en gebruiken schelpen als pelgrimstekens. St. Jacob was een uiting van sterkte en gezag, een uitstekende keuze voor een ridderorde.

De naam van St. Jacob was in ’s Gravenhage geen onbekende. St. Jacob is beschermheilige van den Haag. FlorisV heeft ook de houten Haagse St. Jacobskapel in 1280 vervangen door een houten kerk. De kerk lag op een belangrijk kruispunt van wegen.Een brand in 1574 vernietigde alles en de kerk werd herbouwd tot Grote of St. Jacobskerk. Had Floris V vernomen van de kroniek van Pseudo-Turpijn, die beschrijft hoe Karel de Grote beschermd wordt door de apostel Jacobus in de strijd tegen de Saracenen, en hem vraagt de St. Denis kerk te bouwen? 2 Een voorbeeld voor Floris V?  Dit vrijelijk associëren brengt ons niet verder. De instelling van een militaire orde zoals de in 1170 opgerichte Spaanse Militaire Orde van St. Jacob en het zwaard met het doel voor het christelijk geloof te strijden, behoorde niet tot de motieven van Floris. Het gravenhuis van Floris  was niet intensief bij de kruistochten betrokken zoals zijn voorgangers. Er zijn nog meer afwegingen: diende een ridderorde tot steun voor het verlies van zijn jong overleden vader in de strijd tegen de opstandingen in West- Friesland die zijn vader zowreed hadden gedood? Dit motief zou Floris kunnen bewegen voor een militaire orde te kiezen er was zeker strijd te leveren tegen de omringende bevolkingsgroepen.

----------------------------------------

1.Historisch archief Westland.

2.Pseudo-Turpijn, kroniekschrijver twaalfde eeuw Brabant.


Afbeeldingen van ridders van de Orde van St. Jacob worden in buitenlandse literatuur afgebeeld in militair tenue, toch weten we dat er geen sprake is geweest van het oprichten van een orde voor militaire doeleinden. Een andere overweging was een orde in te stellen ter ere van zijn huwelijk met Beatrijs van Vlaanderen1en dit brengt ons terug naar het vaak aangegeven stichtingsjaar 1279. De huwelijksdatum is ook niet zeker en blijft een discussie onderhistorici.2 Het huwelijk van Floris V met Beatrijs van Vlaanderen uit het Huis Dampierre was een politieke daad en een bekende gewoonte onder de adel. Toch moeten , vrijwel zeker politieke motieven zijn geweest, die besluit tot het oprichten van een orde vorm gaven. De Clerc uten laghen landen vertelt in de Kroniek van Hollanddat er ten gevolge van oorlogen en een grote epidemie nog maar weinig ridders in Holland en Zeeland overgebleven waren, naast nieuwe ridders uit de lagere stand te verheffen, wilde Floris bedenken op welke wijze hij ridders kon aantrekken om de ridderstand te verhogen? Zou hij hierin slagen? Er werden twaalf als eersten in de Orde opgenomen.


2.4 De oprichting van de Orde van St. Jacob met een politiek doel.


Deorde werd opgericht in een tijd dat het politieke klimaat er rijp voor was. De officieel aangehouden stichtingsdatum van de Orde is 1290. Dit komt beter overeen met de verwikkelingen van Floris en zijn vazallen. Het spanningsveld met Gijsbrecht van Amstel en Hugo van Vianen was verdwenen en met de verbintenis in een Orde meende Floris eer en vertrouwen te combineren. Ook past dit jaartal beter in zijn buitenlandse politiek zoals het verstevigen van diplomatieke relaties in Schotland en Duitsland. Floris bereikt het hoogtepunt va nzijn macht en toont dit heel duidelijk.

In de Orde werden twaalfridders ingezegend door bisschop elect Jan van Nassau. Twaalf als he tbeeld van de apostelen rond de Heer. De ridders waren; Lancelot, heervan Hamilton, Godevaert, heer van Boichholt, Henderick, graaf van Hennenberg, Dierick, graaf van Cleve, Dierck, heer van Brederode, Jan VII heer van Heusden, Jan IX, heer van Arckel, Otto van Arckel, heer van Asperen en Heusden, Dirk, heer van Lijnden, Jacob, heer van Wassenaar, Gijsbrecht, heer van Amstel en Hugo, heer van Vianen. Deze eerste edelen die Floris V in zijn orde opnam behoorden tot de voornaamste adellijke geslachten en ontvingen de eer als een beloning voor hun verdienste en trouw in voldane plicht. Zij behoorden nu tot een zeer selecte verheven groep. Het was niet alleen een gunst van Floris maar een wel overwogen slimme zet door met de gepaste eer een aantal lieden in te palmen en  hen met een eed van trouw aan zich te binden. Deze eed zou de kans op tegenwerking verkleinen. Ook de opname van hoogwaardigheidsbekleders kan gezien worden als een handeling tegen het gegroeide beeld dat hij een ‘keerlen God’ was, een god van derijke boeren, die wel het ridderschap konden betalen maar geen statushadden. De naam die latere schrijvers 3 gebruikten om aan te geven dat de edelen beledigd waren dat Floris ook niet adellijken ridderde.

Lid zijn van de Orde was een uithangbord voor buitenlandse vorsten en hiervoor werd de graaf van Hennenberg gekozen. Hij was afgezant van de aartsbisschop van Keulen en de beschermheer van de Duitse Orde, die al talloze privileges en tol vrijheden bezaten in de Hollandse gebieden.


1.De Roever en Dozy, Hetleven van onze voorouders, deel 2, 175. Tot ons gekomen berichten betwijfelen de instelling vaneen ridderorde van St. Jacob in 1276 ter ere van het huwelijk met Beatrijs van Vlaanderen.

2.Hugenholz, Floris V,45. Hij bestrijdt 1279.

3.Scriverius,Beschrijvingen der graven van Holland, 514


De invloed van de Duitse keizer Rudolf als leenheer, Floris was zijn leenman, verminderde snel in de tweede helft van de 13e eeuw en het was verstandig vrienden te zoeken in de Duitse gebieden. Over zee zocht hij Hamilton, ambassadeur van de koning van Schotland. Floris die nog in de waan leefde om koning van Schotland te wordenonderhield zo zijn contacten.

Om Holland heen zocht hij verder; in het hertogdom Gelre, in het oosten, waren de ridders van Arckel,van Lynden en van Kleef en van Heusden in Brabant. Jan van Wassenaar in het zuiden van Holland, Brederode in het noorden. Opvallend is dat er geen benoemde ridders uit Vlaanderen benoemd worden. Zijn schoonvader met wie Floris ondanks zijn huwelijk al jaren opgespannen voet leefde over de leenhoogheid van de Zeeland-bewester-Schelde (de gebieden Walcheren en de Bevelanden,) en die hij liever wilde inlijven werd niet in de Orde opgenomen. Wat betreft Zeeland waren de heren van Borssele en van Renesse de eersten die zouden volgen, echter er was te veel onmin tussen Holland en Zeeland  in die tijd. Met van Heusden had Floris een afhankelijkheid als leenman gecreëerd binnen Brabant. De hertog van Brabant was de leenheer van Jan van Heusden.                  In Gijsbrecht zag Floris toch de machtigste tegenstander die hij met een ridderorde wilde binden na de verzoening en de vijf jaren hechtenis van de Amstels na hun opstand tegen elect Jan van Nassau.1 Floris V moest iets ondernemen om de gunsten van de edelen te herwinnen. Begin 1290 is Gijsbrecht van Amstel een van de belangrijkste Stichtse leenmannen 2


2.5 Floris V als eerste grootmeester van een ridderlijke orde.


Floris V ontving tijdens de plechtigheid als eerste de ketting uit handen van Jan van Nassau en vervolgens installeerde hij zijn benoemde ridders. De twaalf waren voor hem gelijk. De leden leggen de eed van trouw af aan de grootmeester. In de regeerperiode van Floris bestonden rondom Holland andere orden.3 In geestelijke ridderorden beloven ridders armoede trouw en kuisheid. De riddereed heeft een specifieke doelstelling; het omvat ondersteuning van zwakken en armen als ideaal. De Orde van St. Jacob is geen geestelijke ridderlijke orde. In een middeleeuwse ridderlijke orde gaat het om een toegevoegde waarde aan de status van de ridderen, de belofte trouw de grootmeester te dienen, te volgen en geen leengoederen te ontvreemden. In ridderlijke orden kent men voor taken rangen; de grootmeester wordt bijgestaan door de maarschalk en de kanselier. De ridders vallen onder gezag van de commandeur de gezagdrager in de commanderijen die verspreid zijn over het land.Commandeurs staan onder gezag van de grootmeester. In hospitaalorden was het toetreden van dames mogelijk die zich als zusters  voor armenzorg inzetten en verpleegkundige taken hadden.

In de dertiende eeuw kenden de graafschappenslechts enkele ridderorden. Naar de uitkomst van literatuur onderzoekmoet Floris V alleen kennis gemaakt hebben met de Orde van Sint Jan,de Duitse Orde en de Tempeliers.  Afbeeldingen van Floris V diein zijn tijd gemaakt zijn bezitten musea niet. Helaas zijn de laatste afbeeldingen van het gravenhuis met het slopen van de hofkapel op het Binnenhof door renovatie verloren gegaan. De vroegste tekening dateert uit de vijftiende eeuw en deze is niet levensecht.5 Hierdoor zijn we aangewezen op geschriften en afbeeldingen uit de zeventiende eeuw, waarin geschiedschrijving en boekdrukkunst zich verder ontwikkelden en een basis gingen vormen voor overdrachtelijke historie.



1.Histoiregénérale des Provices-Unies/Dujardim.Après avoir effayé inutilement de regagner l’affèction desSeigneurs, il fe       perfuada que l’honneur étant le foible desgrandes armes, 2.10-211.

2.Daniel Willinks Amstellandse Arkadia, 1737, 78. Het gebied van de Amstels was ingenomen.

3.De Bruijn, de dertiende eeuw en andere ridderorden.

4.Baron d’ Yvoy van Mijdrecht meent ook hier te moeten bewijzen datdeze orde niet bestaan heeft. Verhandeling 1824.

5.Hendrik van Heesel (overleden 1470) Heraut van Gelre wapens enhandschriften.


3. De ordeversierselen


Deeerste grootmeester droeg een schelpenketting gemaakt van vijfjakobsschelpen, dit is ontleend aan de gegevens van Reigersbergh(1555) en Boxhorn (Toneel ofte beschryvinge der steden vanHollandt 1634). De Franse literatuur toont alleen de vijfschelpen met medaillon naar voorbeeld van Adriaan Schoonebeek. In Nederlandse afbeeldingen van zeventiende en achttiende eeuw zijn afbeeldingen vanzeven schelpen te zien zoals afgebeeld in Thomas de Rouck, een heraldicus uit de zeventiende eeuw. Andere literatuur toont In devorm van de negentiende eeuw een ketting met twaalf schelpen ter erevan de twaalf eerste ridders, met de H van Holland er tussen geschakeld. Om het familiewapen van Dirk II van Lynden, een van de eerste St. Jacobsridders hangt de keten zoals die in het werk van Butkens is opgenomen.1 Wapens die in de Ridderzaal hingen zijn verloren gegaan.2 In Zeeland bevindt zich het wapen van Nicolaes ridder van Souburg. Een ridder die beschreven is in het archief van St. Jacob.3 Het is een kruis beladen met 5 Jacobsschelpen. Souburg heeft als wapen, de burcht, dat in 1842 door de Hoge Raad vanAdel is bevestigd. Het aangegeven wapen was aanvankelijk geen familiewapen maar een ridderwapen. Er bestaan een aantal familiewapens met Jacobsschelpen die echter niet met de Orde van St.Jacob in verband gebracht kunnen worden.


3.1 Symboliek van schelpen en pelgrims.


De voorvaderen van FlorisV gingen niet naar Santiago de Compostela maar gingen wel op pelgrimstocht naar het Heilig Land, de zoon van Dirk VI werd onderweg geboren en kreeg de naam Peregrinus (pelgrim).

Sinds de middeleeuwen is er een verband met St. Jacob en de schelp ontstaan, de reden hier vanis nooit zuiver beschreven, mogelijk dat de schelp langs de kust de richting aangeeft en de mooiste uitleg is de metafoor dat de lijnen (ribben) van de Jacobsschelp pelgrims routes zijn die allen in een punt bijeen komen.


Wapen Dirk van Lynden

Annalesgénéalogiques de la maison de Lynden

(Butkens Antwerpen 1624)













Verschillende vormenvan een schelpenketting (rechts)

  1. Keten met een schelp, uitsluitendom het medaillon te tonen door E. Dambreville,
    Abrégéchronologique de L'histoire des Ordres de Chevalerie, (Parijs1807).p. 99-100, pl.VI.

  2. Keten met vijf schelpen doorL’Abbé Giustiniani, Heliot, Schoonebeek e.a.
    In Histoire desordres militaire ou des chevaliers.(Parijs 721)

  3. De twaalfschelpen in de ketting, Clark, H, Concise History of Knighthood.(London 1784)



3.2 De bronnen


Een Cisterciënzer monnikChristofoor Butkens (1590-1650) stelt de Annales généalogiques de la maison de Lynden, samen, waarin Dirk II vanLynden genoemd wordt als St. Jacobsridder. Butkens toont een preuve(bewijs) uit een charter opgemaakt in een rood leren toernooiboek van de graven en op bladzijde 220, zijn de twaalf ridders van de Jacobsorde en de kampioenen weergegeven. Aubertus Miraeus (deMire) een achtenswaardig geestelijke bibliothecaris van het kapittelvan de Kathedrale kerk later deken van de O.L.V. kerk te Antwerpen en Marcus Zuerius Boxhorn vormen de hoofdrol spelers met hungegevens als secundaire bron voor de Orde van St. Jacob. In de historiografie zal dit uitvoerig aan bod komen.









Wapen geslacht van lynden

Bron:van Lyndenstichting


Historie


Heervan (half) Lienden, Lynden, Lijnden

Voor zover bekend voert het geslacht Van Lynden ons terug naar circa 800 jaar na Christus. In die tijd reist een jongere zoon van de Italiaanse markgraven d’Este (later hertogen van Ferrarra en Modena) af naar Lotharingen. Daar aangekomen verwerft hij heerlijkheid Aspremont.

Zijn afstammeling, Arnold, trekt samen met Godfried van Bouillon ter kruisvaart en daarna wordt hij heer van (half) Lienden. Dit alles is genoteerd in 1626 door de monnik C. Butkens in opdracht van Ernest van Lynden, rijksgraaf van Reckheim. Hoewel aan het bestaan van sommige akten waarop Butkens zich baseert getwijfeld wordt (met name aan het al dan niet bestaan van een ridderorde, genaamd St. Jacobs Broederschap en dus de officiële geschiedschrijving geen waarde hecht aan het  Butkens document), wordt de geloofwaardigheid van het bestaan van de heer van(half) Lienden niet aangetast. Het werk van Butkens is bovendien zo mooi, dat er een exemplaar te bezichtigen is in het Plantijn-Moretus museum te Antwerpen.


4. Historiografie


4.1 Het ridderen en de beperkte documentatie in de Lage Landen


Ridderdiploma’s uit de veertiende eeuw zijn in de Nederlandse archieven niet bekend. De ridderslag was bewijs van het ridderdom en het feit dat de omgeving op de hoogte was van de verheffing, was voldoende bevestiging. De overgebleven bewijzen van ridderschap zijn de ondertekende en gezegelde oorkondes, die veelvuldig in archieven terug te vinden zijn. Geschiedschrijvers Buchelius en Scriverius hielden het beheer overvele bronnen in de zeventiende eeuw. Daarnaast kent de Nederlandse geschiedschrijving talloze in de oudheid opgestelde kronieken. Kronieken worden in het algemeen niet meer als bron betrouwbaar geacht omdat zij te veel ten voordele van de opdrachtgever schreven. Maar niet alle inhoud is onwaarheid. De Divisie kroniek opgemaakt in 1517 en de Chronijk van Holland uit 1740, met handschrift uit 1316, beschrijven ”het ridderen van veertig rycksteende oirbare Huysluiden op eerste kerstdag in die hoege Sael in den Haege“ (de Ridderzaal). Er is geen reden om dit beschreven feit als onwaar te zien. Floris V deed waar hij zin in had.

Scriverius zo kritisch op Butkens, neemt wel de Cronijk van Holland over in het Oude Goudtse Kronycxken, maar de Orde van St. Jacob laat hij weg. Directe bronnen over de Orde van St. Jacob ontbreken meestal, de kroniekschrijvers geven alleen de vermeldingen evenals de historieschrijvers.

De ridderslag met zwaard is eind dertiende eeuw ingevoerd. De oorspronkelijke ceremonie voor het ridderschap, de zwaardomgording, zal in de eeuwen daarna in betekenis af nemen. De ridderslag staat symbool voor de toetreding tot een hogere klasse, ook een fenomeen dat zich in de loop van de dertiende eeuw zich meer ontwikkelt. Ridderorden, bestaande uit een groep van gelijkwaardige ridders, ontstaan in Europa voor het eerst in de twaalfde eeuw, vaak in samenhang met de kruistochten. Er is een eed van gehoorzaamheid aan de grootmeester afgelegd. Deze ridderorden kenmerken zich door hun werkzaamheid voor een doel. Zij dragen gelijke kleding en op hun kleding brengen zij gelijkvormige ordetekenen aan. De Orde van St.Jacob kende alleen de schelpenketting met het medaillon van St.Jacob. De in de ridderorde opgenomen leden droegen hun eigen wapens op de kleding.


4.2 De zestiende eeuwse geschiedschrijving


Voor de Orde van St.Jacob is Jan Janz. Reigersbergh (1555) als kroniekschrijver van belang. Hij vermeldt in Dye kroniek van Zeeland zonder enige bijbedoeling, dat Zeeland een aantal voorname edelen kende:

Op desen tijdregneerden eñ waren fluere/dye heere van Borsselen metterzuylen/heeren vanante Martensdijck ende van sommige polders en heerlichenfen int lant van voorne. Heer Francke van Borsselen/dievanden ondersten heerê van Borsselen ghecomen was/heerevanMonstere /Heere Pauwels van Borsselen/heere van Brigdamme endevan Soutelande/Wolffaertvan Borsselen /heere van die polders vanNoordwalcheren /Zandijck/ende van tdorpken van derVeere heeft altijt die edelste van wapenen in Zeelandt geweest/maer noytHeere vâ Borsselenby zuydt bevelant. Heer Jan van Renisse/heere van Moermondt in Schouwen/heere Dadijnvan Cruninghen in zuydtbevelant. Dese voorghenoemde waeren dye principaelste heeren op die tijt in Zeelandt/die de oorden des graven droeghen/dwelcke doen ter tijt was eene guldenhalsbandt met Sint Jacobs schelpen/daer under ûnt Jacobhangende.

Jan Reigersbergh belicht hier het draagteken met de St. Jacobsschelpen en de opgenomen Zeeuwse ridders van de Orde van      St. Jacob. Helaas vertelt hij ons niet meer. De naam Dadijn van Cruijningen is omstreden en naar men vermoed overgenomen uit het Gouds kroniekje (1478) en hiermee wordt Jan bedoeld. In het hoofdstuk ontbreken belangrijke data die kunnen verklaren waarom Wolfaert van Borsselen toch in de Orde opgenomen werd, na een zoen in 1291, 1296 of was dit voor 1290?      De meeste aangegeven ridders dateren van voor 1300. Hoe de afbeelding van St.Jacob er uitziet als ruiter, hangende aan een halsband met Sint Jacobschelpen, of dat hij afgebeeld is als pelgrim blijft gissen. Nader op te merken valt dat niet Butkens, maar Boxhorn de gegevens van Reigersbergh zal gebruiken in zijn werk. Hij ontleent zijngegevens uit het Register der Ridderschap.


4.3 De zeventiende eeuwse geschiedschrijving


Jan François le Petit beschrijft in 1601 het gedragen collier, dat aangeduid wordt als de Orde des graven. Dit is een afbeelding van St. Jacob met schelpenketting en tevens vermeldt hij drie en vijftig Hollandse en Zeeuwse ridders als dragers.4Achter de namen van de heer Borssele, de heer van Brigdam, de heer van Zandwijk, de heer van Veere, de heer van Moermont en Schouwe, Jan van Renesse en Dadyn van Cruiningnen staat:’’tous lesquels portoyent l’ordredu Comte qui eftoit un collier dór entrelaffe de coquilles, avecl’image de St. Jacques y appendante’’. Zou Le Petit een respectabel historieschrijver uit Dordrecht bewust een grove overdrijving of valsheid schrijven? Zou hij de ridderadel ten tijde van Floris V in een fantasie beeld als dragers van de schelpenketting met het draagteken van de orde des graven willen aanduiden? Dit wordt niet aannemelijk geacht. Kritiek hierop van Scriverius of Buchelius is nergens beschreven. Le Petit geeft veel aandacht aan de betrokken ridders maar is selectief. In de opsomming komen van de eerste twaalf ridders van de Orde van St.Jacob, zoals die weergegeven zijn, door tijdgenoten Butkens (1626),Miraeus (1629) en Boxhorn (1632); alleen Hendrik van Hennenberg, Jacob van Wassenaer, Gijsbrecht van Amstel, Jan van Arkel, Dirk van Brederode, Hugo van Vianen en Otto van Asperen voor. Het werk van Le Petit is in 1601, eerder dan dat van de genoemde tijdgenoten uitgebracht en hij heeft alleen weet van de Zeeuwse ridders via Reigersbergh of heeft hij ook het boek der Ridderschap ingezien? 


Een andere historieschrijver Wouter van Gouthoven geeft in 1620 D’ Oude Chronijcke Historien van Holland (met West Friesland van Zeeland en van Utrecht) uit met een opsomming van veertig Hollandse ridders.1 Behalve Wolfaert van Veere en Jan van Renesse vermeldt hij de andere Zeeuwse Ridders maar het draagteken van de Orde des Graven niet. Zijn boek is op de Divisie – kroniek van Cornelius Aurelius uit 1517 gebaseerd en hij heeft de lijst letterlijk overgenomen. Ook van Scriverius neemt hij lijsten uit Beschrijvinghe van out Batavien2 over die de Divisie – kroniek in bewerking had genomen om deze als de meest betrouwbare bron te beschouwen. Van Gouthoven vraagt zich af of de ook door hem vermelde veertig rijkste eerbaarste huisluyden, die het ridderschap van de Graaf van Holland ontvingen en die financieel in staat waren het ridderschap te dragen, wel door een graaf of hertog als huisluyden geridderd konden worden? Een dergelijke daad zou vanuit Gods wegen alleen door de roomse keizer, paltsgraaf of door zijn directe gezanten gegeven kunnen worden. In de daarop volgende alinea’s komt een opsomming van de zes en veertig ridders die vanuit hun adellijke geboorte altijd geridderd werden en beschouwt hen als een legitieme groep. Hij opent hiermee de veronderstelling, die ook door historieschrijvers zoals Scriverius wordt gegeven n.l.; dat deze edelen zeer ontstemd waren over deze in hun ogen onrechtmatige daad van een graaf die denkt dat hij God is, met de bekende opmerking: “der keerlen God”. Beschouwden van Brederode, van Wassenaar en de andere ridders uit de Orde van St. Jacob hen als te min voor een ridderorde? Het blijft uiterst merkwaardig dat van Gouthoven zo strikt overeenkomstig met Scriverius schrijft, die niet en andere schrijvers zoals Petit en Boxhorn de Zeeuwen duidelijk vermelden.


1.Van Spaen Inleiding tot de historie van Gelderland, deel III, 441, (1804)

2.Ook van de later buitgemaakte Spaanse vaandels zijn vergaan.Schilderij Dirck van Delen Ridderzaal (1651).

3. Zeeuws genootschap der wetenschappen. Archief vroegere en lateremededelingen, 25- 26. ( Middelburg 1859). Dossier van Brienen namenuit de bibliotheek van het Carmelietenklooster, de St. Jacobs Ridderen.

4. Le Petit, 237

5. Gouthoven, 341,347

6. Smit, regionaal archief Dordrecht.


De eenenvijftig  ridders van J.F. Petit (1601)

Jeanvan Holland
Hendrik graaf van Hennenberg
Didier vanBrederode
Willem van Teylingen
Jan van Heusden
Jan vanHeesbeen
Arnold heer van der Sluis
Jan van Arkel
Huguer Buterman heer van Bottersloot
Jan van Heuckelom
Otto vanAsperen en Accoy
Peregrin heer van Leerdam
Albert heer vanVoorn
Henry burggraaf van Leiden
Jaques van Wassenaar
Didiervan Teylingen
Nicolaas de Persyn heer van Waterlandt
Simon vanHaarlem
Gijhsbrecht van Amstel
Arnoult van Amstel
Herman vanWoerden
Jan de Leck heer van Polanen
Hugo van Vianen
Gijsbrechtvan IJsselstein
Wolfert heer van Veere Jan van Renesse

De Witte van Haamstede
Nicolaas heer van Putten en van Strijen
Willem van Egmond
Gerard van Egmond
Boudewijn van Naaldwijk
Jaques vander Woude
Arnoult van Heemskerk

Gerard van Velzen Gerard van Heemskerk
Hendrik van Heemskerk
Didier van der Goude
Didier van Raaphorst
Gerardvan Raaphorst
Hugo van Craelingen
Werembault uit denHaage
Albert uit den Haage
Gerard van Haarlem
Jan vanDoortooge
Floris van Duven.
De voornaamste edelen van Zeeland DeHeer van Borsselen, Heer van Brigdam,
heer van Zandwijk,Heer van Veere. Jan van Renesse,Heer van Moermont en Schouwe
Dadyn van Cruningen,


tous lesquels portoyent l’ordre du Comte qui eftoit un collier d’orentrelaffe de coquilles, avec l’image

de St. Jacques y appendante«.


De zesenveertig Ridders van W. Van Gouthoven (1620)


JonkheerJan graaf van Holland Hendrik, graaf van Hennenberg, Dierck die goedertierenen Heere van Brederode, Willem Heere vanTeylingen,  Jan van Heusden, Jan van Heesbeen, Arent heer van der Sluis broeder des heren van Heusden, Johan van Arckel, Hughe Botterman heere van Bottersloot, Johan Heere van Heuckelen, Otto heere van Asperen en Arrop zijn Broeder Peregrijn heer van Zeverdam en Zevender, Aelbrecht heer van Voorn, Hendrik Burggraaf van Leyden, Jacob van Wassenaar, Dierck van Wassenaar, Dierck van Teylingen, Claes Persijn heer van Waterlandt, Simon van Haarlem. Gijsbrecht van Aemstel,  Arent van Amstel, Herman van Woerden, Jan van der Lek ende Polanen, Gijsbrecht van IJsselstein, Wolfert heer van Veere, Jan van Renesse, Witte van Haemstede Claes heere van Putten en Strijen, Willem van Egmond, Gerrit van Egmond, zoon Bouwen van Naaldwijk, Jacob Woude,  Arent van Heemskerk, Gerrit van Velsen, Gerrit van Heemskerk, Henric van Heemskerk zijn broer, Dierk van der Goude, Dierck van Raephorst en Gherrit zijn broer Hugo van Kralingen, Werenbout Uitenhage, Aelbrecht zijn zoon Gerrit van Harmelen, Jan van der Doortochte, Floris van Duven.


Kort overzicht van bronnen over ridders van St. Jacob in Holland en Zeeland in de 16e, 17een 18e eeuw.

Melis Stoke Rijmkroniek historiografie in Holland door de Anonymus (1280-1282) en de grafelijke klerk Melis Stoke (begin veertiende eeuw) vermeldt geen orde van St. Jacob.                   

        In andere schrijvers zijn aanwijzingen te vinden; Aurelius Cornelius Gerardi Croniek van Holland Zeeland ende Friesland, ook wel Divisie-croniekgenoemd, Jan Severz. Leiden, 1517. Van Reigersbergh, Jan Dye Chronijcke van Zeelandt eerste uitgave in 1551.

Petit Le I. F., Grande Chronique ancienne et moderne de Hollande, Zelande, VVeft - Frife,Vtrecht, Frife, Overyffel & La Groeningen, juques à la fin de lÆAn 1600 Dordrecht 1601.

Mireus Aubertus Opera diplomatica et historica in quibus MDCCIII Brussel1604. Mireus Auberti Opera Diplomatica etHistorica in Quibus ed. Secundo auctior et correctior Johannes Franciscus Foppens, p 441, Bruxxellensis1723. Grimeston, E., A General History ofthe Netherlands London 1609.

Gouthoeven,van W. Chronijcke ende Historien ( met west Friesland) vanZeeland ende van Utrecht (Dordrecht 1620) D’oudeblz. 329 ( 40 ridders) blz. 347 de 40 principaalste ridders. ]

Butkens, Christophorus, o. cist. Preuves Charteret Tittres; Annales Généalogique de la Maison de Lynden, Antwerpen,Cnobbart Jean, 1626, fol.6. Boxhorn.

Marcus Zuerius Tonneel ofte Beschrijvinge des Landts ende steden van Hollandtende West-Vrieslandt, pag. 49, 53-54 Amsterdam 1632,. Boxhorni MarciZverii, Theatrum, sive Hollandiaecomitatus et urbium Nova Descriptio Amsterdam 1632. Met voorwoord van Petrus Scriverius. Boxhorn, Marcus Zuerius, Cronijck vn Zeelandt eertijds beschreven door wijlen d' heer Johan Reygersbergen nu verbetert, ende vermeerdert, Het Tweede Deel. Pag. 89. Amsterdam 1644.

Rouck de, Thomas, De Nederlandtsche Heraultof Adelyk Toneelof HistorischecBeschrijvinge van allerlei Trappen van Adeldomen Ridderlijke Ordens, met haar oorsprong, 1e uitgave Jan Janssen te Amsterdam 1645, 2e uitgave Jacob Volkerrsz teAmsterdam 1672, 3e uitgave Hendrik en Dirk Boom Amsterdam 1673 pag. 162, 295, 296.

Balen, Jans Zoon, Matthys, Beschryving der stad Dordrecht, pag. 722 Dordrecht 1657.

Scriverius, Petrus, Het OudeGoudsche Kronycxken of Historiën van Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt en Uytreght, Hendriksz Boom Amsterdam, 1663, pag. 96-98, (Floris V geridderd), pag. 89, (Witte v. Haamstede geridderd). Geen vermeldingen van de Orde van St. Jacob.

Domselaar, T. van, schrijft een historisch verhaal, van t’leven en dappere krijgsdaden der oude en doorluchtige Heeren van Amstel, deel twee pag. 77-78, Amsterdam 1664. 

Montanus, A. Beschryvinge van Amsterdam haar eerste oorspronk uyt den Huyze der Heeren van Amstel en Amstellant, Amsterdam 1665.

Ashmole,E., The Institution, Laws & Ceremonies of the most Noble Order of the Garter p.103-104. London1672. Ashmole, E.,History of the Noble Order of the Garterand the several Orders of Knighthood exant in Europe,Cap. III Military orders no. 13, knights of St. James of Holland,London 1715.

Schoonebeek,Adriaan, Historie van alle Ridderlijke en Krijgs-orders,Amsterdam 1697, pag. 56, 158 dl.1. deel II pag. 158. Mieris, F. van, Den klerk uit de laage landen by der zee, Chronijk van Holland,nooit voorheen gedrukt, met aantekeningen van Scriverius, Pietervander Eyk, Leiden 1740, p, 162-164. (Handschriftuit 1316). Floris V riddert veertighuislieden.

Guillim, J. Display of Heraldry pursuivant of Arms sixt edition p. 259 London 1724.






































4.4 Christofoor Butkens is de volgende in de rij met zijn o. cist. PreuvesCharter et Tittres; Annales Généalogique de la Maison de Lynden. Dit werk levert voor de Orde van St. Jacob informatieover:

1. Thieri II. DV NOM, Seigneur deLynden, Lede, Oldenweert, Ommeren, &c. Chevalier de l’ordre du Comte d’Hollande. Dit is de later in zijn werk beschreven dat Dirck van Lynden, aan wie Graaf Floris V en elf andere voornaamste heren en hofgenoten zijn orde en ridderschap van St. Jacobsbroederschap gegeven heeft.1Butkens geeft het jaar van oprichting 1290 aan, het jaar waarin hij zich met Amstel en Woerden verzoend had en vrijgelaten werd uit de korte gevangenschap in Biervliet, voor zijn vertrek naar Engeland voor declaim op de Schotse troon in 1291.2

2. Het de onder 18 beschreven Preuven Extrait.

Extract uit feecker boeck ghebonden in quarto/gheintituleert regifter derridderfchap/gheteeckent Nombre vier/fol. 105.

1290 In den jaer ons heeren alfmen schreef duifend ende twee hondert endenegentich/ soo heeft mijne hoege heer Floris Greve van Hollant,Zielant ende Vrieslant open hof gehouden in den Haghe/ ende in vollefalle gegheven sijne Orde ende Ridderschap van St. Jacobsbroederschap /aen twelf de vornamfte Heeren ende Riddferen vandeHofgenoten /die hiernaer beschref="javascript:void(0)"en ftaen/enz.


1. Butkens, Annales de lamaison de Lynden, 88.

2. Montanus 49-54. Amstel totridder geslagen.


3. Het tweede deel bestaat uit:

Extractuyt een seecker boek, ghebonden in aude royden leren overslach geintituleert het Tournoyboek des graven van Hollandt gheschreven in een aut carracter gheteeckent no. 13 ende begint aldus op folio 220:

In 'tjaer voerseyt van MCCLXXXX soe heeft mijn hoeghe heer die Greve de ridderen van seyn broederschap een Tournoy aanghericht, waer beroepen waren de vermarste ridderen van dien tijd, en de campioenen waren weltougherust ende gebardeert elck met hunne wapenen.

>>"Decampioenen waren": Dierck Heer tot Brederode ende droech een gulden schilt met een bloedroodige Lieu, met een blau tonge en crijtsen, met een blauw barensteel, ende riep: Hollandt.

De Tweede Campejoen was: Johan Heer tot Heusden, ende droegh een guldenschilt met een root raderken van een spinnewile, ende riep Cleve.

>>De derde Campejoen was: Heer Dierick Heer van Lynden ende Ter Lee, ende droegh eenen rooden schilt met een vergult Cruijs ende riep, Aspermont.

De vierde Campejoen was Heer Arent Heer tot IJsselstein, ende droech eenen gouden schilt met een swerte plank daarin waerop een cruys van St. Anderies geschaekt van wit en root, en riep: Amstel ’.


Afbeelding C. Butkens, (1644,Rijksmuseum)


4.5 De Cisterciënzer monnik Butkens is vaak bekritiseerd


Butkens is al eeuwen onderwerp van kritiek, ook het boven beschreven werk zoude nodige onjuistheden bevatten. Dat Butkens stukken vervalst heeftwijst niet naar een verband met de hierboven genoemde preuve, het ismeer de algemene verdenking van zijn werk. Hieronder worden een aantal zaken nader beschouwd om de kritiek te doorgronden. Allereerstde beschrijving van de kampioenen (winnaars) in het extrait en hun presentatie. De strijdkreet der kampioenen Dirk van Brederode, Jan van Heusden en Dirk van Lynden heeft geen kritiek ontlokt. Wel wordtd e vierde kampioen onderdeel van latere kritiek. Met de zin dat Arnoud heer van IJsselstein ‘Amstel’ roept wordt bedoeld dat hijde familie-naam Amstel uitroept. Deze aanduiding achten critici een onmogelijke daad, nadere uitleg hierover zal bij de beschrijving vande Orde door Boxhorn aan de orde komen. Andere veelgelezen kritiek is de aanduiding vervalsing, of het ontbreken van vermeldingen van verwijzingen naar contemporaine schrijvers in het werk van Butkens. Butkens achtte zijn bronnen betrouwbaar, is dit naïviteit of deskundigheid? De discussies in de negentiende eeuw tonen aan dat Butkens ook in ere hersteld werd van vermeende vervalsingen.

Veelbesproken is de weergave van Dirk van Lynden die niet bestaan zou hebben. De Annales waren geschreven in opdracht van Ernest van Lynden in 1626 om de genealogie van de familie van Lynden volledig te maken. Butkens heeft deze naam niet verzonnen, maar het totale stuk wordt ook hierop ernstig betwijfeld. Een niet te vinden toernooi boek des Graven kan niet verwijtbaar zijn, wel zou het vinden van dit werk de geloofwaardigheid van de gegevens vergroten. Dat Butkens niet de bronnen van de Clerck, Jan Reigersbergh,(1555) Wouter van Gouthoven en Le Petit heeft gebruikt komt omdat daarin geen enkele concrete aanwijzing is gegeven van een officiële gebeurtenis. Zijn preuve is betrouwbaar te achten omdat hij een onafhankelijke, voor hem betrouwbare bron heeft die meer informatie biedt. De bronnen van Petit en van Gouthoven worden ook niet in hun werken vermeld. Butkens vermeldt in de preuve welduidelijk zijn twee gebruikte bronnen: ”het boek met de rode omslag, aangegeven als het toernooiboek des graven”. Dit geeft uitsluitend de gegevens van het toernooi weer in lettertype 13 en het begint op bladzijde 220. Het register der Ridderschap heeft de stichting van de Orde van St. Jacob gedocumenteerd op bladzijde 105.                           

De vaak gestelde vraag waarom Melis Stoke, de grafelijkegeschiedschrijver van Floris V over het toernooi geen documenten heeft gemaakt is niet te beantwoorden en blijven mysteriën die bijzoveel ridderorden worden aangetroffen. Bekend is dat Melis Stoke een hekel had aan de adel en de bijhorende ridders.

Het is waar dat tijdgenoten van Butkens en latere historici onjuistheden in de werkenvan Butkens hebben aangegeven, met het gevolg dat er achterdocht ontstond over de betrouwbaarheid van de gegevens. Er bestaan aangetoonde valse kronieken1en Buchelius en van Riedwijk zijn sterk tegen Butkens gekant wegens het door hun aangegeven vervalsen van oorkonden en het afbeelden van verzonnen heraldische gedenktekens zoals grafstenen en glas-in-loodramen die in zijn Annales généalogiques de la maison de  Lynden2zijn verwerkt. Onvermijdelijk roept dit op tot kritische beoordeling van de gegevens, maar het is echter niet juist al zijnwerk als een vervalsing te zien en er is geen criticus geweest diezijn beschrijving over de instelling van de Orde van St. Jacob als vals kon bewijzen, hoogstens twijfels kon uiten. Ook is Butkens fel bekritiseerd over zijn documentatie van het geslacht Amstel van Mijnden. Wederom staat dit los van andere documenten die wel een betrouwbare informatie bron bleken te zijn. Dat de geleerde Scriverius in zijn correspondentie met Pontanus de kritiek op Butkens kon overdrijven blijkt uit de verhandeling van Samuel de Wind waarin hij verklaart dat Butkens onterecht beschuldigd werd van vervalsing van Charters en dat onwaarheden niet bewust weergegeven werden omdat het in het verleden nogal  moeilijk werken was met onvolledige stukken als bron.3De schrijvers waren niet gewend hun beperkingen op papier te vermelden, het geheel diende de grandeur.

Baron van Lynden van Hemmen die de verdediging van Butkens in een uitvoerig werk weergaf heeft voldoende aandacht gegeven aan deze problematiek. Zijn werk komt terug in de beschrijving over de literatuur in de negentiende eeuw. In elke discussie blijft cruciaal, het ontbrekende bewijs van de door Butkens en andere beschreven bronnen van het boek der Ridderschap en het toernooiboek, maar dit hoeft niet als onmisbaar worden beschouwd om de gegevens over de oprichting van de Orde te ondersteunen. In vele andere ridderorden ontbreken ook basale documenten.




Paragraphs are the main building blocks of web pages. To change what this one says, just double-click here or hit Edit text. You can change the style here, too. Of course, dragging the text will move the paragraph on the page.

Our Services

SERVICE ITEM

Provide better descriptions to let your audience know your services better.

SERVICE ITEM

Provide better descriptions to let your audience know your services better.

SERVICE ITEM

Provide better descriptions to let your audience know your services better.

About

Excellent service and expertise

Paragraphs are the main building blocks of web pages. To change what this one says, just double-click here or hit Edit text. You can change the style here, too.


Read more

Get in Touch

Business title, Street address, Zip code City, Country
+44 1234 567890
your@email.com